N E D E R L A N D S
D. HINDERNISSEN
WAARSCHUWING
Hindernissen en gevaren op de weg (zoals kuilen en
beschadigd wegdek) kunnen uw stoel beschadigen en vallen,
kantelen of controleverlies veroorzaken.
Om deze risico's te vermijden:
1. Kijk uit voor gevaar - neem de voor u liggende weg scherp op tijdens
het rijden.
2. Zorg ervoor dat de vloeren waar u uw stoel gebruikt effen zijn en
vrij van hindernissen.
3. Verwijder of bedek deurverhogingen binnenshuis.
4. Installeer een opstapplaat of loopplank aan deuren. Zorg ervoor dat
de rand aan het einde van de loopplank niet te hoog is.
5. Hulpmiddelen bij het corrigeren van uw evenwichtspunt:
a. Leun uw bovenlichaam lichtjes NAAR VOREN terwijl u een hin-
dernis OP rijdt.
b. Druk uw bovenlichaam NAAR ACHTER terwijl u een hindernis
AF rijdt.
6. Indien uw rolstoel over anti-tipprofielen beschikt, vergrendelt u deze
in de juiste positie vooraleer u een hindernis OP rijdt.
7. Houd de beide handen op de hoepels wanneer u over een hin-
dernis rijdt.
8. Duw nooit op of trek nooit aan een voorwerp (zoals meubels of
deurstijlen) om uw rolstoel af te duwen.
Indien u geen aandacht schenkt aan deze waarschuwingen loopt u de kans op vallen, kantelen of
controleverlies, wat ernstige verwonding aan de bestuurder of andere personen kan veroorzaken.
E. REIKEN OF LEUNEN
WAARSCHUWING
Reiken of leunen zal het evenwichtspunt van uw rolstoel
beïnvloeden. Dit kan vallen of kantelen veroorzaken. Indien
u twijfelt, kunt u het beste om hulp vragen of een hulpmid-
del gebruiken.
1. Ga NOOIT reiken of leunen indien u uw gewicht zijdelings dient te
verplaatsen of indien u recht dient te komen in de stoel.
2. Ga NOOIT reiken of leunen indien u voorwaarts dient te bewegen.
Houd uw billen steeds in aanraking met de rugleuning.
3. Reik NOOIT met beide handen (indien u het evenwicht verliest, kan
u geen steun vinden om vallen te vermijden).
4. Ga NOOIT reiken of leunen naar de achterkant van de rolstoel wan-
neer u geen anti-tipprofielen hebt of wanneer die niet op de juiste
plaats zijn vergrendeld.
5. Ga NOOIT reiken of leunen over de rugleuning. Dit kan de buizen
van de rugleuning beschadigen en u doen vallen.
6. Indien u gaat reiken of leunen:
a. Vergrendel de achterwielen niet. Dit creëert een kantelpunt en
maakt de kans op vallen of kantelen groter.
b. Oefen geen druk uit op de voetsteunen.
OPMERKING : Voorwaarts leunen oefent druk uit op de voetsteunen en kan
de rolstoel doen kantelen, wanneer u te ver leunt.
c. Breng de stoel zo dicht mogelijk bij het voorwerp waarnaar u reikt.
d. Probeer nooit iets van de vloer op te rapen door tussen uw
knieën te reiken. U hebt minder kans op kantelen indien aan de
zijkant van de stoel reikt.
e. Draai de zwenkwielen zo veel mogelijk naar voor. Dit maakt de
stoel stabieler.
OPMERKING : Hoe dit te doen: verplaats de rolstoel tot voorbij het voorwerp
dat u wenst te bereiken en rij achterwaarts langs het voorwerp. Het
achteruit rijden zal de zwenkwielen naar voren draaien.
f.
Grijp een achterwiel of leuning stevig met één hand beet. Dit zal
een val vermijden indien de stoel kantelt.
Indien u geen aandacht schenkt aan deze waarschuwingen loopt u de kans op vallen, kantelen of
controleverlies, wat ernstige verwonding aan de bestuurder of andere personen kan veroorzaken.
F. ACHTERUIT RIJDEN
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig wanneer u achteruit gaat rijden. Uw
rolstoel is het meest stabiel wanneer u vooruit rijdt. U kunt
de controle verliezen of kantelen wanneer de achterwielen
een hindernis raken en niet meer draaien.
1. Beweeg de stoel langzaam en voorzichtig.
2. Indien uw stoel over anti-tipprofielen beschikt, zorg ervoor dat ze op
de juiste plaats zijn vergrendeld.
3. Stop dikwijls en controleer of de weg vrij is.
Indien u geen aandacht schenkt aan deze waarschuwingen loopt u de kans op vallen, kantelen of
controleverlies, wat ernstige verwonding aan de bestuurder of andere personen kan veroorzaken.
G. DREMPELS, HELLINGEN EN HEUVELS
WAARSCHUWING
Wanneer u over een helling, met inbegrip van loopplanken
of heuvels rijdt, zal het evenwichtspunt van uw stoel wijzi-
gen. Uw rolstoel is minder stabiel wanneer hij schuin staat.
Het is mogelijk dat de anti-tipprofielen vallen of kantelen
1. Gebruik de stoel nooit op een helling van meer dan 10%. (Een helling
van 10% betekent: 30 cm verhoging op elke 30 cm hellinglengte.)
2. Rijd altijd zo recht mogelijk op en af. (Ga nooit "hoeken afsnijden" op
een loopplank of helling).
3. Ga nooit draaien of van richting veranderen op een helling.
4. Blijf altijd in het MIDDEN van de drempel. Zorg ervoor dat de loop-
plank breed genoeg is om de stoel door te laten zodat de wielen niet
over de rand kunnen gaan.
5. Stop niet op een steile helling. Indien u dat wel doet, kan u de cont-
role verliezen.
6. Gebruik NOOIT de achterwielvergrendelingen om uw stoel te stop-
pen of te vertragen. Dat kan leiden tot controleverlies.
7. Let op voor:
a. Natte of gladde oppervlakken.
b. Een verandering in hellingshoek (of een rand, bult of holte). Dit
kan leiden tot vallen of kantelen.
c. Een scherpe daling aan het einde van een helling. Een scherpe
daling van amper 3/4" (1,9 cm) kan een zwenkwiel stoppen en
de stoel naar voren doen kantelen.
8. Het risico van vallen of kantelen verminderen:
a. Leun of druk uw lichaam OPWAARTS. Dit helpt u zich aan te
passen bij een verandering in het evenwichtspunt veroorzaakt
door een heuvel of zijwaartse helling.
b. Oefen druk uit op de hoepels om uw snelheid te controleren
wanneer u een helling afrijdt. Indien u te snel rijdt, kan u de con-
trole verliezen.
c. Vraag altijd om hulp wanneer u twijfelt.
9. Loopplanken thuis of op het werk - Ter bescherming van uw vei-
ligheid moeten loopplanken thuis of op het werk voldoen aan de
wettelijke vereisten. Onze aanbevelingen:
a. Breedte. Minimum 1,20 m.
b. Balustrades. Om het risico van vallen te vermijden moeten de
loopplanken voorzien worden van balustrades of leuningen (of
moeten de zijkanten worden verhoogd met minstens 3"). (7,6 cm)
c. Helling. Niet meer dan 10%.
d. Oppervlakte. Vlak en effen, met een dun tapijt of ander antislip
materiaal. (Zorg ervoor dat er geen rand, bobbel of kuil is).)
e. Ondersteuning. Loopplanken moeten STERK zijn. De loopplank
moet stevig zijn. Verstevig indien nodig, zodat de oprit niet door-
buigt wanneer u erover rijdt.
f.
Vermijd een scherpe rand aan de uiteindes. Misschien moeten
deze afgevlakt worden.
Indien u geen aandacht schenkt aan deze waarschuwingen loopt u de kans op vallen, kantelen of
controleverlies, wat ernstige verwonding aan de bestuurder of andere personen kan veroorzaken.
107
niet vermijden.
930493 Rev. A