C. DE HELM
VENTILATIE 4 – HOOFDVENTILATIE
Voor de ventilatie van het hoofd beschikt de
helmschaal bovenaan over een grote luchtinlaatkap
met regelbaar ventilatiesysteem in 3 niveaus. De
lucht die via deze kappen binnenstroomt, wordt via
kanalen naar de bovenkant van het hoofd geleid. De
binnenbekleding van de helm maakt direct contact
tussen de binnenstromende lucht en de hoofdhuid
mogelijk, waardoor de warmte in de helm sneller
kan worden afgevoerd. De luchtinlaatkap kan om
de ventilatie te regelen ook met handschoenen aan
worden bediend. Door de luchtinlaatkap naar achter
te bewegen in de eerste klikpositie wordt de partiële
ventilatie actief. Door de luchtinlaatkap verder naar
achter te plaatsen wordt de luchtinlaat volledig
geopend.
Zomer- en winteraanpassing
De ventilatie van de E1 kan aangepast worden aan
de seizoenen, weersomstandigheden of persoonlijke
voorkeuren. Tijdens de zomer moet de instromende
lucht zo veel mogelijk direct naar het hoofd gaan en
het afkoelen, in de herfst/winter kan de instromende,
en vaak zeer koude, lucht verminderd of omgeleid
worden door de ventilatiekanalen af te dekken. Til
daarvoor het tussenstuk van het hoofdkussen een
beetje op en ontvouw de stoffen lippen die zich achter
de voorkant van het hoofdkussen bevinden.
242
VENTILATIE 5 – HOOFDVENTILATIE
De E1 is uitgerust met een innovatief
ontluchtingssysteem. De verse lucht die langs
de hoofdventilatie binnenstroomt, wordt via
de luchtkanalen van de binnenschaal langs het
achterhoofd naar de achterkant van de helm geleid.
De onderdruk aan de achterkant van de helm zorgt
voor een permanente afvoer van de lucht in de helm
door de luchtuitlaten en de speciale netvormige
stof van het nekkussen. Op deze manier wordt een
aangenaam helmklimaat gecreëerd.
VENTILATIE 6 – O
-MINIMALE
2
AANVOER
Door de speciale vormgeving aan de bovenkant
van het kinventilatie-element beschikt de helm
over een permanente minimumventilatie, die instaat
voor een permanente aanvoer van verse lucht. De
luchthoeveelheid die op deze manier binnenstroomt is
zo gedoseerd dat de helmdrager deze praktisch niet
waarneemt.
Reeds vanaf een snelheid van ca. 30 km/h (indien de
helm zich tijdens het rijden volledig in de luchtstroom
bevindt) is een effectieve aanvoer van verse lucht
verzekerd. Hierdoor worden het beslaan van het vizier
en een overconcentratie van CO
, ook bij compleet
2
gesloten helm, tegengegaan.
NL
243