MS-700.qxd
24/06/03
Diagnosemodus B
Na het succesvol afsluiten van test A kan verdergegaan worden met test B. In deze
diagnosemodus kan het functioneren van de servo worden getest. Zet de handversnelling
in de vrijloop, dan wel de automatische versnelling in de parkeerstand, en trek de
handrem aan. Start de motor terwijl u de SET-knop ingedrukt houdt. Wanneer de motor
loopt, de SET-knop weer loslaten. Schakel nu de cruise control met de ON/OFF-knop in.
De LED in de besturingsapparatuur licht op. Druk de SET-knop in en houdt deze
ingedrukt. Het motortoerental moet langzaam stijgen (let op: laat het toerental niet té
hoog oplopen). Druk de RES-knop in en houdt deze ingedrukt. Het motortoerental moet
langzaam kleiner worden. Door het indrukken van de rem of de koppeling, ofwel door het
indrukken van de ON/OFF-schakelaar, moet het motortoerental weer dalen tot het
stationaire niveau. Zet het contact af om de diagnosemodus te verlaten.
Diagnosemodus C
Diagnosemodus C wordt gebruikt om het snelheidssignaal resp. het toerental-signaal te
testen. Start de motor terwijl u de SET-knop ingedrukt houdt. Wanneer de motor loopt, de
SET-knop weer loslaten. Breng de snelheid van uw auto op ca. 50 km/u. Schakel de
cruise control in met de ON/OFF-knop op het bedieningsgedeelte. De LED in de
besturingsapparatuur moet nu ca. één keer per seconde knipperen en er moet ca.
eenmaal per seconde een akoestisch signaal te horen zijn. Is dit niet het geval, voer dan
het instellings- en leerprogramma uit. Schakel om de diagnosemodus te verlaten bij
stilstaand voertuig het contact uit.
Opmerking! De diagnosemodi dienen voor het testen van alle componenten en
functies van de cruise control. De cruise control maakt gebruik van een intern
opgewekt referentiesignaal om de servo in diagnosemodus B te testen.
In het geval de cruise control ook na succesvol voltooien van test B niet correct
in functie te brengen is, is het probleem meestal gelegen in de registratie van
het snelheidssignaal.
15:19
Page 166
Diagnosemodus
166