III. DE MOTOR DRAAIT NIET GOED
PROBLEEM
De motor klopt.
De motor klopt.
Abnormale verbranding.
De motor start niet vanwege
ontbreken van vonken.
IV. PLOTSELIGE STOP TIJDENS DE WERKING
PROBLEEM
De motor stopt
Brandstoftoe-
plotseling tijdens
voersysteem.
de werking.
Ontstekings-
systeem
Overige.
OORZAAK
Zuiger, cilinder of elastische band
teveel versleten.
Zuigerpen en gat teveel versleten.
Trekstang van de kop versleten.
Kogellager bochtas versleten.
Motor oververhit.
Teveel koolaanslag in de verbran-
dingskamer.
Benzine niet geschikt of van slechte
kwaliteit.
Water in de ruimte.
Vrije ruimte van bougie-elektroden
niet geschikt.
Onjuiste timing.
Storing aan inductiespoel of soort-
gelijk probleem.
OORZAAK
Benzine op.
Carburateur verstopt.
Vlotter lekt.
Naaldklep verstopt.
Bougie versleten of kortgesloten
door koolaanslag.
Elektrode aan zijkant van bougie
los.
Hoogspanningskabel los.
Motorolie in carter onvoldoende.
Startbobine doorgebrand of kort-
gesloten.
Massadraad op carter.
Cilinder wordt getrokken maar
klep valt.
REMEDIE
Versleten elementen vervan-
gen.
Zuiger of zuigerpen vervangen.
Trekstang vervangen.
Lager vervangen.
Storing achterhalen.
Schoonmaken.
Vervangen door geschikte ben-
zine.
Droog maken.
Afstellen.
Afstellen.
Controleren en defecte onder-
delen vervangen.
REMEDIE
Met brandstof vullen.
Controleren
en
brand-
stofleidingen
doorspoe-
len.
Repareren.
Vlotterkamer demonteren
en schoonmaken.
Bougie vervangen.
Bougie vervangen en elek-
trode verwijderen.
Aansluiten.
Tot merkstreep van maxi-
mum peil bijvullen.
Vervangen.
Isoleren.
Repareren of beschadigde
onderdelen vervangen.
NL
111