4.2
De elektroden aansluiten
•
Gebruik altijd gedemineraliseerd water als u met
vacuümelektroden werkt om kalkafzetting in de watertank,
de buizen en de sponzen te voorkomen. Voeg een
zoutoplossing toe om de electrische geleiding te
verbeteren.
•
Gebruik alleen bevochtigde sponzen. Te droge sponzen
kunnen een slecht elektrisch contact en verbranding van de
huid veroorzaken.
•
Gebruik geen vacuümelektroden met gelijkstroom. De
gelijkstroom veroorzaakt schade aan de vacuümnapjes door
ionisatie.
4.2.1
Gebruik van vier vacuümelektroden
1. Verwijder eventueel aanwezige
vaginale, anale en rectale
stimulatiesondes.
2. Sluit de vacuümelektroden op de
vacuümslangen aan.
3. Sluit de vier vacuümslangen aan.
Kies per kanaal twee kabels met
dezelfde kleur slang.
1
Sluit de rode connectors van
de vacuümslangen op de
uitgangsconnectors met de
rode stip aan.
2
Sluit de zwarte connectors van de vacuümslangen op de
uitgangsconnectors met de zwarte stip aan.
4. Bevochtig de ronde sponsjes.
5. Stop de sponsjes in de vacuümelektroden.
6. Zet de vacuümintensiteitregelaar op
zuigkracht.
7. Plaats de vacuümelektroden op het te behandelen lichaamsdeel. De
vacuümelektroden blijven door midden van onderdruk op de plaats.
Teveel zuigkracht is oncomfortabel voor de patiënt.
8. Zet de pulsvacuümzuigkracht op
patiënt.
9. Selecteer met de drukknop het stimulatiesignaal
vacuümuitgang. Het vacuümkanaal B-LED brandt.
Vaco 200
en regel de gewenste
voor het comfort voor de
40
op de
B