• Een veiligheidsbril dragen met bescherming aan de zijkant
van de ogen, zuurbestendige handschoenen en kleren die u
tegen het zuur beschermen.
• De batterijlader niet gebruiken met beschadigde kabels, als
deze slag heeft ondervonden, als deze gevallen is of als deze
beschadigd is.
• Haal de batterijlader niet zelf uit elkaar, maar breng hem naar
een erkend service-centrum.
• De voedingskabel moet worden vervangen door gekwalificeerd
personeel.
• De batterijlader niet op brandbare oppervlakken plaatsen.
• De batterijlader en de kabels ervan niet in het water of op natte
oppervlakken plaatsen.
• Plaats de batterijlader zodanig dat deze goed geventileerd
wordt: niet met andere voorwerpen bedekken; niet opsluiten
in reservoirs of stellingen.
Aansluiting van de batterijlader
• Verbind de rode klem (+) met de positieve batterijpool
en de zwarte klem (-) met de negatieve batterijpool.
Als de accu op een voertuig is gemonteerd, sluit u eerst
de klem aan op de accupool die niet met de carrosserie
is verbonden. De tweede klem die met de carrosserie is
verbonden, moet op een punt zitten dat ver genoeg is
verwijderd van de accu en van de benzineleiding.
• Plaats de stekker in het stopcontact om te beginnen met laden.
• Als u het laden wilt afbreken, koppel dan achtereenvolgens
af: de elektrische voeding, de klem van het chassis of de
negatieve pool (-), de klem van de positieve pool (+)
Beschrijving batterijlader
De
automatische
batterijlader
tecnologie is geschikt voor het laden van verschillende
soorten loodbatterijen: met vrije elektrolyten, met en zonder
onderhoud (MF), GEL, AGM.
L
Raadpleeg de aanwijzingen van de fabrikant van de
batterijen wat betreft het opladen.
Bedieningen en signaleringen Fig.1
A)
Verklikkerlichtsignaal voor fouten: verwisselde polariteit
B)
Verklikkerlichtsignaal voor laden (batterij leeg)
C)
Verklikkerlichtsignaal voor laadstatus (batterij geladen)
Technische gegevens
Voedingsspanning: 230 Volt 50/60 Hz
Laadstroom: 0,8 Amp. max.
Laadspanning: 12 Volt of 6 Volt volgens het model
Nominaal vermogen van de batterij: 1,2 - 35 Ah
Laadcyclus: IUoUp met 3 fases van automatische commutatie
950609-02 02/02/16
met
inverter
switching
Aansluiting van de batterijlader
¾ Controleren of de spanning van de batterij overeenkomt met
de laadspanning van de batterijlader.
¾ Verzekert u zichzelf ervan dat de stekker niet in het
stopcontact zit.
¾ Sluit de rode klem (+) aan op de positieve pool en de zwarte
klem (-) op de negatieve pool van de batterij.
¾ Plaats de stekker in het stopcontact om te beginnen met
laden.
L
Het verklikkerlichtsignaal "A" licht op, als u de klemmen
op de batterij hebt aangesloten met verwisselde polariteit.
De aansluiting wijzigen.
¾ Om het laden te onderbreken, de stekker van het stopcontact
loskoppelen en pas daarna de klemmen van de batterij
loskoppelen.
L
Als na het plaatsen van de stekker het verklikkerlichtsignaal
"B" of "C" niet wordt geactiveerd, betekent dat dat de
batterijlader niet gevoed wordt of dat de aansluiting op de
batterij niet correct is. Het stopcontact controleren en de
klemmen nakijken.
L
Als de verklikkerlichtsignalen "B" en "C" wisselend
aangaan met een snel ritme en voor een lange duur,
is het mogelijk dat de batterij niet meer geladen wordt
(gesulfoneerde plaatjes). Als ze continu aangaan met een
ritme van 10 / 20 seconden betekent dat dat de batterij
niet geladen blijft (verhoogde zelfontlading).
Beschrijving van het laadprogramma
Laden bij 14,4 Volt - 0,8 Amp. (Mod. 12V)
Laden bij 7,2 Volt - 0,8 Amp. (Mod. 6V)
Geschikt voor batterijen met vermogen tussen 1,2 - 35Ah: bv.
motorrijwielen.
Het laden volgt een cyclus IUoUp met 3 fases van
automatische commutatie. Fig.2
FASE 1
Laadt met de maximumstroom totdat de spanning van de
batterij meer dan 14,4V (Mod 12V); 7,2V (Mod 6V) bedraagt
(verklikkerlichtsignaal "B" aan). In deze fase wordt de batterij
tot ca. 80% van de lading gebracht.
FASE 2
Laadt met constante spanning totdat de geleverde stroom de
waarde van 0,4A (verklikkerlichtsignaal "B" aan) bereikt.
Als het laden meer dan 18 uur duurt, gaat de batterijlader
tot de daaropvolgende fase over om schade aan de defecte
batterijen te voorkomen.
FASE 3
Einde van het laden en overgang tot de status van controle
van de batterij (verklikkerlichtsignaal "C" aan). Als de batterij
eenmaal is geladen, controleert de batterijlader de spanning
van de batterij. Als de spanning onder de 12,8V (Mod 12V);
6,4V (Mod 6V), raakt, overgaan tot fase 1.
L
De batterijlader moet enkele maanden aangesloten blijven.
Mocht de voeding komen te ontbreken, wordt na het herstel
automatisch de vooraf gekozen lading overgenomen. De
batterij niet voor lange periodes onbewaakt laten.
L
De batterijlader is niet in staat te beginnen met laden, als
een batterij van 12V een spanning levert die lager is dan
4V (batterij extreem leeg).
L
De batterijlader is niet in staat te beginnen met laden, als
een batterij van 6V een spanning levert die lager is dan
2,5V (batterij extreem leeg).
14