3) Houd de prothese met de voetzool naar boven of sluit de acculader aan en koppel hem weer
los om de herkenning (zichtbaarheid) van de Bluetooth-verbinding voor 2 minuten in te scha
kelen.
4) Raak de knop "+" aan.
→ De verbindingswizard wordt gestart. Deze leidt u door het maken van de verbinding.
5) Volg de verdere instructies op het beeldscherm op.
6) Na het invoeren van de Bluetooth-PIN wordt er verbinding gemaakt met de prothesecompo
nent.
→ Tijdens het maken van de verbinding klinken er drie piepsignalen en verschijnt het sym
bool
.
Als er verbinding is, verschijnt het symbool
→ Nadat er met succes verbinding is gemaakt, worden de gegevens uit de prothesecompo
nent uitgelezen. Dit kan ongeveer een minuut duren.
Daarna verschijnt het hoofdmenu met de naam van de prothesecomponent waarmee er
verbinding is.
INFORMATIE
Voer de volgende stappen uit wanneer het niet mogelijk is om de verbinding met de prothese
component op te bouwen:
►
Wis de prothesecomponent uit de Cockpit App, indien deze zich in de app bevindt (zie
hoofdstuk 'Prothesecomponent verwijderen')
►
Voeg de prothesecomponent opnieuw in de Cockpit App toe (zie hoofdstuk 'Prothesecom
ponent toevoegen')
INFORMATIE
Na het activeren van de "zichtbaarheid" van de prothesecomponent (houd de prothesecompo
nent met de voetzool naar boven of sluit de acculader aan en koppel hem weer los) kan de pro
thesecomponent binnen 2 minuten worden herkend door een ander apparaat (bijv. een
smartphone). Als de registratie of het maken van verbinding te lang duurt, wordt de verbindings
opbouw afgebroken. In dit geval moet de prothesecomponent opnieuw met de voetzool naar
boven worden gehouden of de acculader opnieuw worden aangesloten en weer losgekoppeld.
7.4.2 Prothesecomponent verwijderen
1) Raak in het hoofdmenu het symbool aan.
→ Het navigatiemenu wordt geopend.
2) Raak in het navigatiemenu de optie "Componenten beheren" aan.
3) Raak de knop "Edit" aan.
4) Raak bij de prothesecomponent die u wilt verwijderen, het symbool
→ De prothesecomponent wordt verwijderd.
7.4.3 Prothesecomponent verbinden met verschillende eindapparaten
De verbinding met een prothesecomponent kan in meerdere eindapparaten worden opgeslagen.
Tegelijkertijd kan er op een bepaald moment echter altijd maar één eindapparaat met de prothe
secomponent verbonden zijn.
Als de prothesecomponent op een bepaald moment al verbonden is met een ander eindapparaat,
verschijnt bij het opbouwen van de verbinding met het actuele eindapparaat de volgende informa
tie:
276
.
aan.