Als de 3 metingen dezelfde meetwaarde aangeven, dan is dit de gezochte
aardingsweerstand. De sonde bevindt zich in de neutrale zone.
Wijken de drie meetwaarden voor de aardingsweerstand van elkaar af,
dan bevindt de sonde zich niet in de neutrale zone, of verloopt de span-
nings- of weerstandscurve niet horizontaal op het punt waar de sonde is
ingestoken.
I
a
E
Φ
U
E
K
a = Afstand aardingselektrode – hulpaarding
E = Aardingselektrode
H = Hulpaarding
I
= Meestroom
K = Neutrale Zone (referentieaarde)
U
= Aardingsspanning
E
R
= U
/ I = Aardingsweerstand
E
E
Φ = Potentiaal
Plaatje 4
Spanningsverloop in homogene aarde tussen
aardingselektrode E en hulpaarding H
16
I
H
E
H
E = Positie aardingselektrode
S
H = Positie hulpaarding
S = Positie sonde
Plaatje 5
Sondeafstand S buiten de overlappende spanningstrechters
op de verticale lijn tussen de aardingselektrode E en de
hulpaarding H
Uitbreidingsweerstand van aardingssystemen die verder uit elkaar geplaatst zijn
Voor het meten van verspreide aardingssystemen zijn veel grotere afstan-
den tot de sonde en de hulpaarding vereist; men moet hier rekenen met
2,5 resp. 5 keer grotere waarde van de grootste diagonaal van het aar-
dingssysteem.
Het is uiterst belangrijk om voor metingen bij grote aardingssystemen de
sonde binnen de neutrale zone te plaatsen, omdat ze vaak uitbreidings-
weerstanden van maar een paar Ohm of minder aantonen.
De richting van de sonde en de hulpaarding moeten in een rechte hoek op
de grootste lengte-afstand van het aardingssysteem worden gekozen. De
uitbreidingsweerstand moet klein gehouden worden; zo nodig moeten
hiervoor meerdere aardspiesen worden gebruikt (afstand 1 tot 2 m) en
onderling worden verbonden.
In de praktijk kunnen grote meetafstanden vanwege fysieke obstakels
vaak niet worden bereikt.
In dit geval dient u te werk te gaan zoals afgebeeld in plaatje 6 op pagina
17.
➭
De hulpaarding H wordt op de grootst mogelijke afstand van het aar-
dingssysteem geplaatst.
Juiste meetresultaten kunnen in
dergelijke gevallen worden verkre-
gen door het vergroten van de
afstand hulpaarding – aardingse-
lektrode of door het verplaatsen
van de sonde op de verticale lijn
tussen de hulpaarding en de aar-
dingselektrode (zie plaatje 5 op
pagina 16) Door het verplaatsen
van de sonde op de verticale lijn
raakt het sondepunt uit het
invloedsbereik van de beide span-
ningstrechters van de aardingse-
lektrode en de hulpaarding.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH