U moet vermijden dat de pomp kan functioneren zonder dat er vloeistof in zit. Controleer of de
schakelkast over een droogdraaibeveiligingssysteem waar de vlotterschakelaars op aangesloten kunnen
worden.
De elektropompen DLGM die niet met een thermische voeler uitgerust zijn worden met een speciaal beveiligingskast geleverd
met een 1 meter lange voedingskabel met een stekker.
Bij de andere monofase modellen moet u controleren of de schakelkast voorzien is van start- en aanloopcondensatoren.
5.1.4
Keuze van de vlotterschakelaar(s)
Al naargelang het type installatie, de aard van de vloeistof en de plaatselijke voorschriften en/of gewoonten kan er tussen een
elektromechanische vlotterschakelaar of een vlotterschakelaar met meerdere contacten gekozen worden.
De juiste combinatie tussen de vlotterschakelaars en de eventuele schakelkast moet gecontroleerd
LET OP
worden. Door een onjuiste combinatie kunnen er storingen optreden.
Hierbij moeten altijd de plaatselijke en/of landelijke reglementen, wettelijke voorschriften en normen in acht genomen worden.
6.
Inwerkingstelling
6.1
Hydraulische aansluiting
De hydraulische aansluitingen moeten tot stand gebracht worden door een vakbekwame installateur,
waarbij de geldende voorschriften in acht genomen moeten worden. Als het product op het
openbare/particuliere rioolstelsel aangesloten wordt moeten de plaatselijk geldende voorschriften die
uitgevaardigd zijn door de bevoegde instanties (Gemeente, instantie die hier het beheer over heeft enz.)
in acht genomen worden.
De elektrische voedingskabel of de persslang mag niet gebruikt worden om de elektropomp te
verplaatsen.
6.1.1
Controle van het oliepeil
Controleer het oliepeil in de kamer van de mechanische asafdichtingen volgens de aanwijzingen die in par. 7.2.1 staan.
6.1.2
Controle van de kabelklem van de voedingskabel(s)
Controleer of de kabelklem goed vastgezet is volgens de aanwijzingen die in par. 7.2.2 staan.
6.1.3
Controle van de draaiing van de waaier
Controleer of de waaier vrijuit draait volgens de aanwijzingen die in par. 7.2.3 staan.
6.1.4
Aansluitingen
Let op datgene wat op de schema's in par. 10.5 getoond wordt.
6.2
Elektrische aansluiting
De elektrische aansluitingen moeten tot stand gebracht worden door een vakbekwame installateur,
waarbij de geldende voorschriften in acht genomen moeten worden.
Controleer of de spanning en de frequentie geschikt is met het oog op de kenmerken van de
LET OP
elektromotor. U treft de referentiegegevens op de typeplaatjes van de elektropompen aan. Er moet voor
een geschikte bescherming van de elektrische lijn tegen kortsluiting gezorgd worden.
Alvorens aan het werk te gaan moet gecontroleerd worden of alle aansluitingen (en dit geldt ook voor de
potentiaalvrije aansluitingen) spanningsvrij zijn.
Op de voedingslijn moet, tenzij de geldende plaatselijke voorschriften andere bepalingen opleggen, het
volgende geïnstalleerd worden:
• een beveiliging tegen kortsluiting
• een aardlekbeveiliging ("aardlekschakelaar") met een hoge gevoeligheid (30 mA) als extra beveiliging
• een scheidingssysteem van het net met een opening tussen de contacten van minimaal 3 millimeter.
De installatie moet in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften geaard worden en altijd als
eerste aansluiting van de elektrische aansluiting. Bescherm de elektrische geleiders tegen te hoge
temperaturen en mogelijke trillingen of stoten.
Voor wat betreft de aansluitingen van de voedingskabel moet u de schema's in par. 10.6 raadplegen.
Sommige elektropompen kunnen uitgerust zijn met een thermische voeler die in de motor geplaatst is en/of een voeler om de
aanwezigheid van water in de oliekamer waar te nemen. Let op de nummering die op de mantel van de kabels vermeld is of de
kleur van de mantels.
6.2.1
Beveiliging tegen overbelasting
U moet voor bescherming tegen overbelasting zorgen (thermisch relais of motorbeveiliging).
LET OP
Stel het thermische relais of de motorbeveiliging op de waarde van de nominale stroom van de elektropomp of op de
bedrijfstroom in indien de motor niet op volle belasting gebruikt wordt. Stel het thermische relais in geval van
sterdriehoekaanloop op een waarde die gelijk is aan 58% van de nominale stroom of de bedrijfsstroom in.
Raadpleeg par. 5.1.3 voor informatie over de schakelkast.
6.2.2
Beveiliging tegen drooglopen
Zie par. 5.1.3 en 5.1.4.
tegen elektrische schokken voor het geval de aarding niet deugdelijk is
Informatie voor de installateur
nl
53