Onderdelen
A. Knop aan de
H. Papieren
bovenkant
achterkant
B. Afdekkapje
I. Pleister
C. Inbrengapparaat
J. MiniMed- of
luerlock-
D. Verhoogde pijlen
katheterconnector
geven de richting
van de katheter aan
K. Katheter
E. Transparant deel
L. Aansluitdeel
F. Canulehouder
M. Wit dopje voor
aansluitdeel
G. Zachte canule
Gebruiksaanwijzing
● Lees alle instructies zorgvuldig voordat u de
MiniMed Mio Advance-infusieset gebruikt.
● Voordat u de infusieset op uw pomp aansluit,
moet u de informatie over pomptherapie in de
pomphandleiding lezen. Hierin staat informatie
over aansluitingen, vullen, mogelijke fouten, en
mogelijke risico's en de oorzaken daarvan.
20
● Houd u aan de juiste hygiëneprocedures. Breng
de eerste keer de infusieset samen met uw
zorgverlener in.
● Breng het product niet in bij een lagere
temperatuur dan 10 °C (50 °F).
Inbrengen
Vouw het voorblad van dit boekje uit. De
nummers bij de afbeeldingen die u daar ziet,
komen overeen met onderstaande stappen.
1.
Was uw handen met zeep en water.
2.
Kies een inbrengplaats in het aanbevolen
gebied (aangegeven met grijs), volgens de
instructies van uw zorgverlener.
3.
Reinig de inbrengplaats met een
ontsmettingsmiddel volgens de instructies
van uw zorgverlener. Laat uw huid aan de
lucht drogen voordat u de infusieset inbrengt.
Scheer lichaamshaar rond de inbrengplaats
zo nodig weg, zodat de plakstrip beter op de
huid blijft plakken.
4.
Open de verpakking. Verwijder vervolgens
het papier van de katheter.
5.
Plaats de katheterconnector boven op
een nieuw gevuld reservoir. Draai de
MiniMed-katheterconnector rechtsom
totdat deze vastklikt of draai de luerlock-
katheterconnector totdat deze goed vastzit.
WAARSCHUWING: Zorg dat er geen
vloeistof in de MiniMed-katheterconnector
of boven op het reservoir zit. Vloeistof
kan de ventilatieopeningen verstoppen
en een onnauwkeurige insulinetoediening
tot gevolg hebben. Dit kan tot een hoge
of lage bloedglucosespiegel leiden. Als
er vloeistof aanwezig is, moet u een
nieuwe infusieset en een nieuw reservoir
gebruiken.
6.
(a) Knijp in weerszijden van het aansluitdeel
en (b) trek vervolgens het witte dopje van
het aansluitdeel. Bewaar het witte dopje
voor later.
7.
Plaats het reservoir in de pomp en vul de
katheter volledig met insuline volgens de
instructies in uw pomphandleiding. Zorg dat
er geen lucht in de katheter achterblijft. De
katheter is vol als u druppels insuline uit het
aansluitdeel ziet komen.
8.
Verwijder de papieren achterkant van de
plakstrip. Ga voorzichtig te werk en raak de
plakstrip niet aan.
9.
(a) Knijp in weerszijden van het afdekkapje
en (b) trek het vervolgens van het
inbrengapparaat. Bewaar het afdekkapje voor
later. De verhoogde pijlen geven de richting
van de katheter aan.
10a. Trek de huid glad. Druk het inbrengapparaat
dan tegen uw huid.
10b. Druk de knop op de bovenkant volledig in om
de infusieset in te brengen.
11. Haal het inbrengapparaat langzaam en
voorzichtig weg.
12. Duw de plakstrip met uw vinger aan. Vervang
de infusieset als de plakstrip niet op uw huid
blijft plakken.
13. Houd de canulehouder voorzichtig met uw
vinger op zijn plek. Duw het aansluitdeel dan
recht in de canulehouder tot u een klik hoort.