2.
Steek uw controlekaart in een van de kaartsleuven. In de andere kaartsleuf mag een
chauffeurskaart zitten, anders moet deze leeg zijn.
3.
Open de klep van de service-interface aan de voorzijde van het apparaat en sluit het externe
downloadapparaat aan op de interface.
4.
Start het downloaden op het externe apparaat.
Terwijl de gegevens van de digitale tachograaf worden gedownload, wordt een knipperende dubbele pijl
weergegeven. Wanneer u een tachograafkaart in de andere kaartsleuf steekt tijdens het downloaden,
wordt de kaart pas door de EFAS gelezen nadat het downloaden is voltooid. Verbreek de verbinding met
de digitale tachograaf EFAS niet voordat het downloaden is voltooid.
8
Bediening van de EFAS – werkplaats
Wanneer een werkplaatskaart wordt ingestoken en de betreffende PIN-code wordt ingevoerd, gaat de
digitale tachograaf over naar de modus KALIBRATIE. Deze paragraaf beschrijft hoe u de PIN-code
invoert en enkele aspecten die specifiek gelden voor de modus kalibratie. Zie de werkplaatshandleiding
van de digitale tachograaf EFAS voor meer informatie.
8.1
Invoeren van de PIN-code
Nadat een werkplaatskaart is ingestoken, vraagt de EFAS om invoer van de betreffende PIN-code. De
PIN-code bestaat uit 4 tot 8 tekens. De tekens mogen bestaan uit cijfers, hoofdletters, kleine letters of
speciale tekens. De EFAS heeft alle mogelijk tekens verdeeld in 4 groepen.
Selecteer de 4 tot 8 tekens van de PIN-code op de volgende manier:
1.
Selecteer een tekengroep
De eerste groep bestaat uit de cijfers [1-0]. Met toets 2 gaat u over naar de volgende tekengroepen
("ABC", "abc", "@$#") en met toets 1 gaat u terug naar de vorige tekengroep.
2.
Selecteer een teken
Met de bedieningstoetsen kunt u het volgende of vorige teken selecteren uit de zich herhalende
serie; het huidige geselecteerde teken wordt telkens weergegeven op de eerste regel.
Wijs het teken toe door op OK te drukken
3.
Het toegewezen teken wordt weergegeven door een * en de cursor verplaatst naar de volgend
positie van de PIN-code.
Met de toets
kunt u teruggaan naar vorige tekenposities van de PIN-code; het betreffende teken
wordt kort weergegeven. Het teken kan vervolgens worden gewijzigd zoals hierboven beschreven.
Wanneer op toets
wordt gedrukt terwijl de cursor op de eerste positie van de PIN-code staat,
verschijnt een vraag of de kaart moet worden uitgeworpen.
Bevestig de PIN-code nadat het laatste teken is toegewezen door nogmaals op OK te drukken. De
kaartgegevens worden gelezen en de PIN-code wordt geverifieerd.
Wanneer de PIN-code onjuist is, wordt het resterende aantal pogingen om de PIN-code in te voeren
weergegeven. Vervolgens start de procedure om de PIN-code in te voeren opnieuw.
8.2
Uitvoeren van een testrit
Met uw werkplaatskaart kunnen ook testritten met het voertuig worden gemaakt. Controleer dat de
werkplaatskaart in de linker kaartsleuf zit. Voor en na een testrit moeten dezelfde gegevens worden
ingevoerd als voor een chauffeurskaart (zie paragraaf 5).
8.3
Waarschuwingen in de modus kalibratie
In de modus kalibratie worden niet alle waarschuwingen van de EFAS opgeslagen. Deze
waarschuwingen worden wel kort weergegeven op het scherm van de EFAS:
Zie voor de lijst met mogelijk waarschuwingen ("SrvIDs") op het scherm en
15