schachten moeten in het reinigingsmiddel worden
ondergedompeld en er moeten buigbewegingen met
het instrument worden gemaakt. Spoel het instrument
grondig met warm water.
• Reinig het instrument 10 minuten ultrasoon in een
pH-neutraal reinigingsmiddel dat overeenkomstig de
aanwijzingen van de fabrikant is bereid. Spoel het
instrument grondig met warm water.
Spoelinstructies
Spoel het instrument grondig met gefilterd water van
38–49 °C en schud het minstens 1 minuut lang; herhaal
de spoelingsbehandeling twee maal. Besteed bij het
spoelen vooral aandacht aan het spoelen van de canules,
lumina en gaten met warm leidingwater. Besteed bij
het spoelen ook aandacht aan inwendige holtes en
beweegbare onderdelen. Maak tijdens het spoelen
functionele bewegingen met beweegbare onderdelen.
Als delen van het instrument kunnen worden ingetrokken,
moeten deze tijdens het spoelen worden ingetrokken of
geopend. Instrumenten met flexibele schachten moeten in
de spoelvloeistof worden ondergedompeld en er moeten
buigbewegingen met het instrument worden gemaakt.
Drooginstructies
Droog het instrument onmiddellijk na de laatste maal
spoelen af. Maak voor het drogen van inwendige delen
gebruik van gefilterde perslucht. Voer na het drogen de
inspectie-instructies uit.
INSPECTIE NA HET REINIGEN
• Inspecteer alle instrumenten voordat ze worden
gesteriliseerd of opgeborgen om er zeker van te zijn
dat oppervlakken, buizen, openingen en bewegende
delen geheel van verontreiniging zijn ontdaan.
• Als bepaalde delen moeilijk visueel te inspecteren
zijn, kunt u ze controleren op aanwezigheid van
bloed door onderdompeling of spoeling in een 3%
waterstofperoxideoplossing. Als er luchtbelletjes
verschijnen, bevindt zich bloed in of op het
instrument. Spoel instrumenten na het gebruik van
waterstofperoxideoplossing grondig.
• Als er nog verontreiniging aanwezig is, moet het
instrument opnieuw worden gereinigd.
ONDERHOUD
Interoperatief moeten bewegende delen worden gesmeerd
met een in water oplosbaar smeermiddel, overeenkomstig
de aanwijzingen van de fabrikant.
INSPECTIE EN FUNCTIETESTS
• Controleer het instrument visueel op beschadiging
en slijtage.
• Snijranden moeten braamvrij en ononderbroken zijn.
• Bekken en tanden moeten goed passend sluiten.
• Beweegbare onderdelen moeten soepel bewegen,
zonder overmatige speling.
• Grendelmechanismen moeten goed sluiten en
gemakkelijk beweegbaar zijn.
• Lange, dunne instrumenten mogen niet verbogen of
misvormd zijn.
28