Vanwege de gebruiker is het mogelijk de beschermingen (3
NIVEAUS van bescherming) gedeeltelijk of volledig weg te
nemen volgens de volgende procedure:
- In de modaliteit "TEST" gedurende circa 4 seconden
drukken op de toets "I / V / TIME" tot aan het onderbreken
van de visualisering en het verschijnen van een van de
afkortingen "L1, L2" ofwel "L3".
- Drukken op de toets "UREN" om het gewenst niveau van - De spanning van de batterij controleren voordat men ze
bescherming te selecteren:
"L1" maximum bescherming met herkenning fout van
verbinding en/of actieve initialisering en beperking van de
actieve laadstroom;
"L2" medium bescherming met actief de herkenning van
fout verbinding en/of initialisering, bescherming tegen te
grote spanningen en ripples actief.
"L3" deactiveert alle beschermingen.
- De uitgevoerde keuze opslaan en hierbij gedurende circa
4 seconden drukken op de toets "I / V / TIME".
Bij iedere aanschakeling gaat de batterijlader automatisch
naar het niveau van maximum bescherming "L1".
START VAN STERK ONTLADEN OF GESULFONEERDE
BATTERIJEN (NIET AANGERADEN):
Om de start mogelijk te maken op batterijen die
potentieel gesulfoneerd of sterk ontladen zijn, kan het
noodzakelijk blijken te zijn startoperaties te moeten
uitvoeren zonder de hulp van de elektronische
beschermingen (NIET AANGERADEN). Om alleszins de
beschadiging van de elektronica aan boord te
voorkomen
(mogelijk met gesulfoneerde of sterk
ontladen batterijen) is het NOODZAKEKIJK, indien de
motor van het voertuig niet begint te draaien, de starter
de cyclus van 4 seconden van start te laten voltooien.
7. BESCHERMINGEN (FIG. E)
De batterijlader is voorzien van een bescherming die ingrijpt
in geval van:
- overbelasting (excessieve verdeling van stroom naar de
batterij);
- te grote spanning (te grote spanning van de batterij of van
onmiddellijk opladen);
- kortsluiting (laadtangen in contact met elkaar gezet);
- inversie van de polariteiten op de klemmen van de batterij.
In de toestellen voorzien van zekeringen is het verplicht, in
geval van vervanging, analoge reserveonderdelen te
gebruiken met dezelfde waarde van nominale stroom.
_______________________________________________
OPGELET:
De zekering vervangen met waarden van stroom die
verschillen van diegene aangeduid op de kentekenplaat
zou schade kunnen berokkenen aan personen of dingen.
Omwille van dezelfde reden moet men de vervanging van
de zekering met bruggen in koper of ander materiaal
strikt vermijden.
De operatie van het vervangen van de zekering moet
altijd uitgevoerd worden met de voedingskabel - Placér batterierne på et sted med god udluftning, mens de
LOSGEKOPPELD van het net.
Alle alarmcondities verhinderen de verdeling van
stroom naar de batterij, uitgezonderd de hulpvoeder
die onafhankelijke beschermingen heeft.
_______________________________________________
8. NUTTIGE RAADGEVINGEN
- De positieve en negatieve klem schoonmaken van
mogelijke oxide-incrustaties teneinde een goed contact
van de tangen te garanderen.
- Ten stelligste vermijden de twee tangen met elkaar in
contact te brengen wanneer de batterijlader in het net is - Hold øje med børnene, og sørg for, at de ikke leger med
gestoken; de tangen niet aan- noch loskoppelen van de
batterij met de batterijlader in werking.
- Indien de batterij waarmee men deze batterijlader wenst te
gebruiken permanent op een voertuig is ingeschakeld,
ook de instructies- en/of onderhoudshandleiding
ra a d p l e g e n i n h e t g e d e e l t e " E L E K T R I S C H E
INSTALLATIE" of "ONDERHOUD". Liefst, voordat men
overgaat tot het opladen, de positieve kabel die deel
uitmaakt van de elektrische installatie van het voertuig,
loskoppelen. Ditzelfde geldt voor de aanwijzingen
gegeven door de fabrikant van de batterijen.
aansluit op de batterijlader, men herinnert eraan dat 3
doppen een batterij aan 6Volt onderscheiden en 6 doppen
een aan 12Volt. In sommige gevallen kunnen er twee
batterijen zijn van 12Volt, in dit geval vraagt men een
spanning van
24Volt om beide accu's op te laden.
Controleren of ze dezelfde karakteristieken hebben
teneinde een onevenwicht bij het laden te voorkomen.
- Voordat men een startoperatie uitvoert, altijd een snel
opladen van enkele minuten uitvoeren: dit zal de stroom
van start beperken, waarbij tevens minder stroom van het
net wordt gevraagd. De operatie van het snel opladen
moet nauwkeurig worden uitgevoerd met de batterijlader
in de stand van laden en niet van start. Voordat men de
start van het voertuig uitvoert, moet men zich bovendien
herinneren te controleren of de batterij goed verbonden is
met de desbetreffende klemmen (+ en -) en of ze in goede
staat is (niet gesulfoneerd en niet defect).
Geenszins startoperaties van voertuigen uitvoeren met
batterijen losgekoppeld van de desbetreffende klemmen;
de aanwezigheid van de batterij is bepalend voor het
elimineren van eventuele te grote spanningen die zich
zouden kunnen genereren omwille van het ophopen van
energie in de verbindingskabels tijdens de fase van start.
- In de fase van start de cycli van ON en OFF van de
batterijlader respecteren.
- De startoperaties moeten strikt worden uitgevoerd met
een goed aangesloten batterij, zie de paragraaf START.
- Het laden uitvoeren op goed verluchte plaatsen teneinde
het ophopen van gas te voorkomen.
______________( DK )______________
INSTRUKTIONSMANUAL
G I V A G T : L Æ S B R U G E R V E J L E D N I N G E N
OMHYGGELIGT IGENNEM, FØR BATTERILADEN TAGES
I BRUG.
1. ALMENE SIKKERHEDSREGLER FOR ANVENDELSE
AF DENNE BATTERILADER
- Under opladningen dannes der eksplosive gasser. Eliminér
risici for flamme og gnistdannelse. RYG IKKE!
oplades.
- Uerfarne personer skal oplæres på passende vis, før de
tager apparatet i brug.
- Personer (derunder børn), hvis psykiske, fysiske og
sensoriske evner ikke er tilstrækkelige til at anvende
dette apparat korrekt, skal overvåges af en person, der
er ansvarlig for deres sikkerhed under anvendelsen.
apparatet.
- Anvend udelukkende batteriladeren indendørs på steder
med tilstrækkelig ventilation: UDSÆT IKKE OPLADEREN
- 27 -