11. Storingzoekschema
Waarschuwing
Handelingen die worden uitgevoerd om storingen
aan de pomp te verhelpen en die niet in deze hand-
leiding worden beschreven, mogen uitsluitend wor-
den uitgevoerd door Grundfos!
Storing
Diagnose
Geen motorgeluid of trillingen.
Ventilator draait niet.
Wanneer de olievulschroef (F) is ver-
wijderd, gebruik dan de peilstok om
Geen doseerdoor-
de oliekwaliteit te controleren.
stromin, zelfs niet
Er is geen "sludge".
bij een lage tegen-
Het ontgassingsventiel (M) loost
druk.
geen olie. Oliepeil te laag.
(Pomp draait zon-
Zie de oliepeilstok (F). Geen reactie
der enig geluid).
van het overdrukventiel wanneer de
zuigleiding is gesloten.
Geen doseerdoorstroming aan
de perszijde.
Het overdrukventiel reageert onaf-
hankelijk van de doseerdoorstroo-
minstelling (10 % tot 100 %).
Foutdetectie: Wanneer de doseer-
kopontluchtingsschroef (V) wordt
geopend, lekt het medium er uit.
Het membraanbeschermingssysteem
(AMS) reageert.
Geen doseerdoor-
Het onverdrukventiel reageert onaf-
stromin, zelfs niet bij
hankelijk van de doseerdoorstroomin-
een lage tegendruk.
stelling (10 % tot 100 %).
(Pomp draait rumoe-
Foutdetectie: Wanneer de doseerko-
rig, ondanks dat het
pontluchtingsschroef (V) wordt
overdrukventiel heeft
geopend, lekt er geen medium uit.
gereageerd).
Het membraanbeschermingssysteem
(AMS) reageert.
Het overdrukventiel reageert bij
100 % doseerdoorstroming.
Bij het 10-20 % reduceren van de
doorstroming, reageert het overdruk-
ventiel niet meer.
Pomp doseert niet
of overdrukventiel
opent.
266
Oorzaak
Motor draait niet.
Motor draait, maar de eccentrische as
draait niet. Geen zuigerbeweging.
Spiraalpen of motoras gebroken.
Onvoldoende olie in de pomp.
Er dringt lucht binnen in de zuigerflens,
door de besturingsgaten.
Doseerkop is niet gevuld.
Zuigleiding is leeg. Tank is leeg.
Ventiel aan perszijde gesloten.
Tegendruk is hoger dan de ingestelde
druk bij het overdrukventiel.
Persventiel is geïnstalleerd in de tegen-
gestelde richting van de doorstroming.
Let op de pijl van het ventiel.
Ventiel aan zuigzijde gesloten.
Zuigfilter verstopt.
Zuigventiel geblokkeerd (opent niet).
Veer van zuigventiel is te sterk.
Zuigventiel is geïnstalleerd in de tegen-
overgestelde richting van de doorstro-
ming. Let op de pijl van het ventiel.
Doseerkop is niet volledig ontlucht.
Er treedt cavitatie op in de pomp
(doseervloeistof met een te hoge visco-
siteit; doseervloeistof met een te hoge
stoomdruk bij bedrijfstemperatuur =
ontgassing van de vloeistof; opvoer-
hoogte te groot; verkeerd ontwerp van
het systeem aan de zuigzijde).
Membraan defect (niet genoeg olie
in de behuizing van de pomp; zuiger-
flens).
Persventiel van de pomp is verstopt of
kogelgeleiding in het ventiel is versle-
ten als gevolg van corrosieve of abra-
sieve media.
Oplossing
Sluit de voeding aan of vervang de
motor, indien doorgebrand.
Verwijder de motor en de eccentri-
sche as. Vervang beschadigde
delen.
Vul olie bij. Ontlucht de pomp,
zie paragraaf
8. Opstarten/uitschakelen
.
Ontlucht de doseerkop.
Vul/vervang de tank aan de zuigzijde.
Open het ventiel.
Stel het overdrukventiel in op een
hogere waarde, maar alleen wan-
neer de pomp hiervoor is gedimen-
sioneerd. Nooit het overdrukventiel
blokkeren.
Installeer het persventiel op de
juiste wijze.
Open het ventiel.
Reinig het zuigfilter.
Vervang indien nodig.
Demonteer en controleer het zuig-
ventiel.
Gebruik de gemonteerde veer, of
gebruik een dubbel kogelventiel
voor het controleren.
Installeer het zuigventiel op de
juiste wijze.
Vul de doseerkop volledig.
Gebruik een overbrenging met een
lager slagnummer; gebruik ventie-
len met een grotere nominale
breedte; zorg voor een positieve
inlaatdruk.
Reinig en vet alle onderdelen
goed in met olie volgens de voor-
schriften. Installeer vervolgens een
nieuw membraan.
Verwijder het persventiel.
Demonteer en reinig, of wanneer
de kogelgeleiding is versleten, ver-
vang het ventiel.