VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET GEBRUIK
!
1.
De pulsoximeter niet in een MRT- of CT-omgeving gebruiken.
2.
De pulsoximeter buiten het bereik van kinderen houden.
Kleindelen kunnen van het toestel loskomen. Deze kunnen
door kinderen worden ingeslikt of er bestaat verstikkingsge-
vaar door het inademen van de onderdelen.
3.
Werking van de Geratherm oxy control kan door het gebruik
van een elektrochirurgische eenheid (ESU) worden beïnvloed.
4.
Gebruik de pulsoximeter niet in situaties, waarin een alarm
vereist is. Het toestel heeft geen alarm. Het is niet geschikt
voor continue controle.
5.
Het toestel niet gebruiken als het beschadigde onderdelen
vertoont.
6.
Ontploffingsgevaar: de pulsoximeter niet gebruiken in explo-
sieve atmosferen.
7.
De pulsoximeter is alleen voorzien als hulpmiddel voor de
patiëntdiagnose. Het moet in combinatie met andere metho-
den worden gebruikt ter beoordeling van klinische tekenen
en symptomen.
8.
Een langer gebruik of de toestand van de patiënt kunnen het
noodzakelijk maken om de aanlegplaats van de sensor regel-
matig te vervangen. De aanlegplaats van de sensor wijzigen
en de intactheid van de huid, de circuitstatus en de correcte
afstelling minstens om de 4 uur controleren.
9.
Verhitten met de autoclaaf, steriliseren met ethyloxide of on-
derdompelen van de sensors in vloeistof kunnen leiden tot
onnauwkeurige afleeswaarden. Het toestel is niet geschikt
om te steriliseren.
10.
De oximeter bewaren in een droge omgeving.
11.
Volgende factoren kunnen de SpO
resp. leiden tot onnauwkeurige waarden:
•
belangrijke waarden aan dysfunctionele hemoglobines
(zoals carbohemoglobine of methemoglobine)
•
introvasculaire kleurstoffen, zoals indocyaninegroen of
methyleenblauw
•
sterk omgevingslicht (de sensorzone beschermen tegen
direct zonlicht)
•
overmatige bewegingen van de patiënt
•
veneuze pulsaties
•
toewijzen van een sensor aan een extremiteit met een
bloeddrukmanchet, een arteriekatheter of een intravas-
culaire kabel
•
patiënt lijdt aan hypotonie, ernstige vaatvernauwing, erns-
tige anemie of onderkoeling
•
patiënt toont een hartstilstand of bevindt zich in shock-
toestand
•
nagellak of kunstnagels aan de vinger
•
te koude of vuile vingers
-metingen beïnvloeden
2
77
NL