3. vLiEGBEStURiNG:
Om te starten of om hoogte te winnen, de stuwkrachtregelaar voorzichtig naar
voren bewegen.
Om naar voren te vliegen, de richtingsregelaar voorzichtig naar voren bewegen.
Om bochten naar links te vliegen, de richtingsregelaar voorzichtig naar links bewegen,
voor zover de helikopter met de staart naar de piloot wijst.
SNELHEiDSSELEctiEScHAKELAAR:
4. ALGEMENE vLiEGtiPS:
• De helikopter altijd op een effen vlak zetten. Een schuin vlak kan het startgedrag van de
helikopter onder omstandigheden negatief beïnvloeden.
• De regelaars altijd langzaam en met gevoel bewegen.
• De helikopter altijd in het oog houden en niet naar de afstandsbediening kijken!
• De stuwkrachtregelaar weer iets naar onder bewegen, van zodra de helikopter van de vloer
opstijgt. Om de vlieghoogte te houden, de instelling van de stuwkrachtregelaar aanpassen.
• Als de helikopter daalt, de stuwkrachtregelaar weer iets naar boven bewegen. Als de
helikopter stijgt, de stuwkrachtregelaar iets naar onder bewegen.
• Om een bocht te vliegen volstaat het vaak al, om de stuwkrachtregelaar iets in de betref-
fende richting aan te tippen. Bij de eerste vliegpogingen neigt men ertoe, om de helikopter
te hevig te besturen. De stuwkrachtregelaar moet altijd langzaam en voorzichtig worden
bewogen. In geen geval snel of met schokken.
• Beginners dienen na het trimmen eerst te proberen, om de stuwkrachtregelaar te beheer-
sen. De helikopter moet in het begin niet absoluut recht vooruit vliegen - het komt er veel-
eer op aan, om door herhaaldelijk licht aantippen van de stuwkrachtregelaar een constante
hoogte van onge veer een meter boven de grond te houden. Eerst daarna kan men oefenen,
om de helikopter naar links resp. naar rechts te besturen.
Als de schakelaar op „Quick" staat vliegt de helikopter sneller vooruit en. Als de schakelaar op "Slow" staat
vliegt de helikopter langzamer vooruit en achteruit.
Instructies om veilig te vliegen
5. DE GEScHiKtE vLiEGoMGEviNG:
De plaats waarop de helikopter kan worden gevlogen dient aan de volgende criteria te voldoen:
1. De helikopter kann in open lucht worden gevlogen, maar echter alleen bij volkomen
windstilte. Ook bij vluchten in gesloten ruimten moet er windstilte heersen. Binnen het
vliegbereik dienen zo mogelijk geen airco's, heteluchtblazers enz. voorhanden te zijn, die
luchtstromen kunnen veroorzaken.
2. Het vliegbereik moet minimum 6 meter lang, 6 meter breed en 3 meter hoog zijn.
3. Het vliegbereik moet in ieder geval vrij van eender welke hindernissen zijn.
4. Bij het starten er absoluut voor zorgen, dat levende wezens - ook de piloot - verder dan
1-2 meter van de helikopter verwijderd zijn, als de vlucht begint.
5. De helikopter altijd observeren, zodat hij niet tegen de piloot, andere mensen of dieren vliegt
en deze verwondt.
LEt oP!
Voor modelvliegtuigen en -helikopters, die buiten worden gevlogen, bestaat er sinds 2005 ver-
zekeringsplicht. Gelieve met uw verzekeraar voor burgerlijke aansprakelijkheid te spreken en
overtuig u ervan, dat uw nieuwe en voorhanden modellen in deze verzekering zijn inbegrepen.
Laat u deze bevestiging schriftelijk geven en bewaar de bevestiging goed. Alternatief biedt de
DMFV op het internet op www.dmfv.aero een kosteloos testlidmaatschap incl. verzekering aan.
Om te landen of lager te vliegen, de stuwkrachtregelaar naar achteren bewegen.
Voor een rustig vlieggedrag van de helikopter zijn er slechts minimale correcties
aan de regelaar nodig.
Om achteruit te vliegen, de richtingsregelaar voorzichtig naar achteren trekken.
Om naar rechts te vliegen, de richtingsregelaar voorzichtig naar rechts bewegen,
voor zover de helikopter met de staart naar de piloot wijst.
19