NL
■
Hoog gras en dichte begroeiing kan het best
trapsgewijs worden gemaaid. Kort dan eerst
het bovenste gedeelte van het te maaien ma-
teriaal in, door het apparaat naar rechts te
bewegen. Haal het apparaat vervolgens in de
teruggaande beweging naar links en maai
het onderste gedeelte.
■
Maai hellingen bij voorkeur in stroken. Maai
een strook parallel aan de helling; ga dan
over het gemaaide gedeelte terug en maai de
volgende strook.
■
Pas het motortoerental en de maaihoogte al-
tijd aan volgens de omstandigheden ter plek-
ke. Bij een te laag motortoerental kan er
maaisel in het snijwerktuig verward raken of
klem komen te zitten.
■
Wanneer er gras, takken of andere voorwer-
pen in het snijwerktuig vast komen zitten of
als het apparaat ongewoon sterk gaat trillen,
zet de motor dan meteen uit en controleer
het apparaat.
■
Een geblokkeerde haakse aandrijving kan
koppelingsschade veroorzaken.
■
Vastgeklemd maaisel mag nooit worden ver-
wijderd terwijl het snijmes nog draait. Wacht
dan totdat het mes stilstaat.
■
Als het snijmes bot, ingekerfd of verbogen is,
moet dit altijd door een origineel reserveon-
derdeel worden vervangen.
7.3
Werken met het opzetstuk boomzaag
7.3.1
Terugslageffect voorkomen
Wanneer het zaagblad van de boomzaag ondes-
kundig wordt gebruikt, kan het zaagblad terug-
slaan. Om dit te voorkomen:
■
De boomzaag altijd met beide handen vast-
houden.
■
Pas gaan zagen nadat de zaagketting loopt.
■
Zaag voor een optimale beheersing van het
apparaat met de onderkant van het zaagblad.
Breng daarbij het zaagblad van de boomzaag
altijd in een zo vlak mogelijk zaagpositie aan.
■
Zaag nooit met het uiteinde van het zaag-
blad.
■
Bij zagen met de bovenkant van het zaag-
blad zal dit gemakkelijk terugslaan wanneer
de zaagketting klemt of in het hout op een
vast voorwerp stuit.
■
Werk altijd met een correct geslepen en ge-
spannen zaagketting.
60
7.3.2
Kettingspanning controleren
VOORZICHTIG! Ongevalsrisico door los-
springen van zaagketting! Een onvoldoende
strak gespannen zaagketting kan tijdens het ge-
bruik losspringen en letsel veroorzaken.
■
Controleer de kettingspanning regelmatig. De
kettingspanning is te laag, wanneer de ket-
tingschakels aan de onderkant van het zaag-
blad uit de groef komen.
■
Span de zaagketting volgens voorschrift, zo-
dra de kettingspanning te laag is.
Controleer de kettingspanning regelmatig, want
nieuwe zaagkettingen rekken nog iets uit.
1. Trek de zaagketting met de hand iets vooruit
en controleer daarbij:
■
In koude toestand: De zaagketting is cor-
rect gespannen wanneer deze in het mid-
den van het zaagblad nog ong. 3 tot 4
mm kan worden opgetild en met de hand
gemakkelijk kan worden doorgetrokken.
Bij de bedrijfstemperatuur wordt de zaag-
ketting langer en hangt deze iets door.
■
De geleide-elementen van de zaagket-
ting mogen aan de onderkant van het
zaagblad niet uit de groef komen, de
zaagketting zou dan los kunnen schieten.
2. Indien nodig de zaagketting naspannen zie
Hoofdstuk 4.3.2 "Spannen en ontspannen
van de zaagketting (17)", pagina 57.
7.4
Werken met opzetstuk heggenschaar
■
De heggenschaar in de gewenste kan-
telstand plaatsen.
■
De maximale snoeidiameter is afhankelijk
van het type hout, de ouderdom ervan, het
vochtigheidsgehalte en de hardheid van het
hout. Voordat u de heg snoeit kunnen te dik-
ke takken daarom beter met een takken-
schaar eerst tot de gewenste lengte worden
ingekort.
■
De heggenschaar kan vanwege het dubbele
mes voor- en achteruit of door pendelbewe-
gingen van de ene naar de andere kant wor-
den bewogen.
■
Snoei eerst de zijkanten van dee heggen en
pas dan de bovenkant.
■
Werk bij het snoeien van de heg van onderen
naar boven.
■
Houd bij het snoeien van de heg een trapezi-
umvorm aan. Dat voorkomt dat het onderste
gedeelte van de heg kaal wordt vanwege ge-
brek aan licht.
Bediening
BC 260 MT