Bedien de gashendel en geef volgas, voordat u
4)
met zagen begint.
Druk de behuizing van de kettingzaag tegen de
5)
boomstam, als u met zagen begint.
6)
Geef tijdens het zagen volgas.
7)
Laat de kettingzaag voor u werken. Oefen
slechts lichte druk omlaag uit.
Laat de gashendel los zodra u uw werk hebt
8)
beëindigd, zodat de motor stationair draait. Als
u het apparaat bij volgas zonder last verder laat
draaien, ontstaat onnodige slijtage.
9)
Om niet de controle te verliezen als de zaag-
ketting uit het hout komt, mag u tegen het einde
van de zaagsnede geen druk op de kettingzaag
uitoefenen
Controleer na het starten de instelling voor sta-
10)
tionair draaien. De zaageenheid moet bij statio-
nair draaien stilstaan.
11)
Stop de motor voordat u de kettingzaag
Bomen kappen – alleen met dienovereenkomstige
opleiding
m Let op!: Let op gebroken of afgestorven takken die
tijdens het zagen naar beneden vallen en ernstig letsel
kunnen veroorzaken. Zaag niet in de buurt van gebou-
wen of stroomleidingen, als u niet weet in welke richting
de gekapte boom valt. Werk niet s' nachts, omdat u dan
slechter ziet, of bij regen, sneeuw of storm, omdat de
richting van de val van de boom onvoorspelbaar is.
• Plan uw werk met de kettingzaag vooruit.
• De werkomgeving om de boom dient vrij te zijn, zodat
u een veilige stand heeft.
• Bij zaagwerkzaamheden op een helling dient de ma-
chinevoerder zich altijd op het hoger gelegen niveau
van de werkomgeving op te houden, omdat de boom
na het kappen vermoedelijk naar beneden rolt ofwel
glijdt.
• Let op afgebroken of dode takken die naar beneden
vallen en zwaar letsel veroorzaken kunnen.
De volgende voorwaarden kunnen de richting van de val
van een boom beïnvloeden:
• Windrichting en -snelheid.
• Neiging van de boom. De neiging is op grond van one-
ffen of hellend terrein niet altijd herkenbaar. Bepaal de
neiging van de boom met behulp van een lood of een
waterpas.
• Takkengroei (en dus gewicht) aan slechts één kant.
• Omringende bomen of obstakels.
Wordt door twee of meer personen tegelijk bijgesneden
en gekapt, dan dient de afstand tussen de kappende en
bijsnijdende personen minstens de dubbele hoogte van
de te kappen boom bedragen. Bij het kappen van bomen
is erop te letten dat andere personen niet worden bloot-
gesteld aan gevaar, geen verzorgingsleidingen getroffen
en geen materiële schade veroorzaakt worden. Wanneer
een boom in contact komt met een verzorgingsleiding,
dan is het verzorgingsbedrijf onmiddellijk in te lichten.
Let op vernielde en verrotte boomdelen. Wanneer de
stam verrot is, kan hij plotseling breken en op u val-
www.scheppach.com service@scheppach.com +(49)-08223-4002-99 +(49)-08223-4002-58
len. Zorg ervoor dat voldoende plaats voor de vallen-
de boom voorhanden is. Houd een afstand van 2 1/2
boomlengten tot de volgende persoon ofwel andere
objecten. Motorlawaai kan boven waarschuwroepen
uitkomen.
Verwijder vuil, stenen, losse schors, spijkers, nieten en
draad van de zaagplek.
m Houd een vluchtweg vrij (afb. A)
Voor het kappen dient een vluchtweg te worden ge-
pland en indien nodig vrijgemaakt. De vluchtweg
dient vanuit de verwachte vallijn schuin naar achteren
weg te voeren (afb. A).
Positie 1: Vluchtweg
Positie 2: Richting van de val van de boom
Kappen van grote bomen – alleen met dienovereen-
neerzet.
komstige opleiding
(vanaf 15 cm doorsnede)
Voor het kappen van grote bomen gebruikt men de on-
dersnijmethode. Daarbij wordt zijdelings een wig uit de
boom gesneden, overeenkomstig de gewenste richting
van de val. Nadat de valsnede aan de andere kant van
de boom werd verricht, valt de boom in de richting van
de wig.
m Let op: Wanneer de boom grote steunwortels ver-
toont, dienen deze te worden verwijderd, voordat de kerf
ingesneden wordt. Indien de zaag voor de verwijdering
van de steunwortels gebruikt wordt, dient de zaagketting
niet de grond te raken, zodat de ketting niet stomp wordt.
Ondersnede en kappen van de boom (afb. B-C)
• Zaag loodrecht op de richting van de val een kerf
met een diepte van 1/3 van de boomdoorsnede.
Eerst de onderste horizontale kerfsnede (afb. B,
pos. 1) doorvoeren. Daardoor wordt het inklemmen
van de zaagketting of geleidingsrail bij het zetten
van de tweede kerfsnede (afb. B, pos. 2) verme-
den. Verwijder nu de uitgesneden wig.
• Aansluitend kunt u op de tegenoverliggende boom-
kant de valsnede (afb. B, pos. 3) uitvoeren. Zet
daarvoor ongeveer 5 cm boven het midden van de
kerf aan. De valsnede parallel met de horizontale
kerfsnede uitvoeren. De valsnede (pos. 3) maar zo
diep inzagen, dat nog een verbindingsstuk (pos. 4)
(valrand) staan blijft die als scharnier kan fungeren.
Het verbindingsstuk voorkomt dat de boom draait
en in de verkeerde richting valt. Zaag het verbin-
dingsstuk niet door.
m Let op: Bij het naderen van de valsnede naar het ver-
bindingsstuk dient de boom beginnen te vallen. Wanneer
blijkt dat de boom mogelijk niet in de gewenste richting
valt of terughelt en de zaagketting vastklemt, de vals-
nede onderbreken en voor de opening van de snede en
voor het vellen van de boom in de gewenste vallijn wig-
gen uit hout, kunststof of aluminium gebruiken.
Wanneer de boom begint te vallen, de kettingzaag uit de
snede halen, uitschakelen, afleggen en de gevarenzone
via de geplande vluchtweg verlaten. Op vallende takken
letten en niet struikelen.
125 І 164