SeekTech SR-60
Stroom- en signaalhoekaflezing
De stroomsterkte (mA) en signaalhoekindicator (
terbovenhoek van het scherm geven de op de getraceerde lei-
ding gedetecteerde stroom weer, in milliampère, wanneer de
berekende hoek ten opzichte van het centrum van het gede-
tecteerde veld kleiner is dan 35° en de SR-60 het door de gelei-
dingspijlen gedetecteerde centrum van het veld kruist.
Wanneer het toestel door het centrum van het veld beweegt,
wordt de stroomsterkteaflezing "vergrendeld" (in het display ge-
houden) tot de geleidingspijlen weer omkeren, op welk punt het
vergrendelde display wordt bijgewerkt. De update vindt plaats
wanneer de geleidingspijlen omkeren.
Wanneer de hoek ten opzichte van het centrum groter is dan
35°, komt de signaalhoekindicator opnieuw in de plaats van de
stroomindicator, en toont het display de berekende hoek ten op-
zichte van het centrum van het gedetecteerde veld.
Clipping (traceermodi)
Soms zal het signaal zo sterk zijn dat de ontvanger niet in staat
is het volledige signaal te verwerken, een toestand die wordt
aangeduid met de term "clipping". Wanneer dat het geval is, ver-
schijnt het waarschuwingssymbool
kent dat het signaal bijzonder sterk is. Als clipping blijft aanhou-
den, kunt u dat verhelpen door de afstand tussen de antennes
en de doelleiding te vergroten OF door de sterkte van de stroom
van de zender te verlagen.
Opmerking: gemeten diepte-weergave is onmogelijk onder
clipping-omstandigheden.
Wanneer er clipping voorkomt, zal de SR-60 het signaal automa-
tisch verzwakken om het te dempen. Wanneer de ontvangen
signaalsterkte daalt tot onder de clipping-drempel, stopt de
demping automatisch. Het scherm van de SR-60 toont het begin
van de demping en het einde van de demping aan de hand van
de volgende beelden:
Figuur 25: Demping aan
218
) in de rech-
op het scherm. Dit bete-
Figuur 26: Demping uit
Ridge Tool Company
Bedieningstips voor actieve leidingtracering
1.
De SR-60 identificeert vervormde velden zeer snel. Wanneer
de geleidingspijlen op het scherm gecentreerd zijn en de
traceerlijn niet gecentreerd is (of wanneer het nabijheids-
signaalgetal en de signaalsterkte niet pieken), creëert de
vervorming een complex, niet-cirkelvormig veld. Dat wordt
ook weerspiegeld door het feit dat de traceerlijn vervaagt of
onscherp wordt in een wazig patroon in evenredigheid met
de gedetecteerde vervorming.
2.
Doe het volgende om de traceerkring te verbeteren:
a.
Plaats de aardstaaf verder uit de buurt van de te trace-
ren leiding.
b.
Gebruik een groter aardcontactoppervlak (bijvoorbeeld
het blad van een spade).
c.
Zorg ervoor dat de leiding niet verbonden is met een
andere leiding. (Maak gemeenschappelijke verbindin-
gen slechts los als dat veilig kan.)
d.
Probeer de gebruikte frequentie te wijzigen.
e.
Verplaats de zender naar een ander punt op de leiding,
indien mogelijk. Probeer te lokaliseren vanuit de ande-
re richting langs de leiding, bijvoorbeeld.
3.
Het omcirkelen van de laatste plaats van een duidelijk sig-
naal op een afstand van ongeveer 6,5 m kan duidelijk ma-
ken of de vervorming afkomstig is van een lokale bocht of
een lokaal T-stuk in de leiding, waardoor de gebruiker het
leidingtracé opnieuw kan oppikken.
4.
Als de traceerlijn maar niet centraal op het scherm wil gaan
staan of als ze onregelmatig over het scherm beweegt, kan
dat betekenen dat de SR-60 geen zuiver signaal ontvangt.
Onder deze omstandigheden kunnen de gemeten diepte
en het nabijheidssignaal ook onstabiel zijn.
a.
Controleer de zender om na te gaan of hij correct werkt
en naar behoren werd geaard. Een goede aansluiting
en een goede aarding kunnen problemen met een lage
stroomsterkte verhelpen.
b.
Test de kring door de onderste antenne naar een van
de draden van de zender te wijzen. Wanneer er geen
sterk signaal wordt weergegeven, dient u de kring te
verbeteren.
c.
Ga na of de SR-60 en de zender met dezelfde frequentie
werken.
d.
Probeer een hogere frequentie, tot de lijn betrouwbaar
kan worden opgepikt. Gebruik maken van lagere fre-
quenties kan overvloeiproblemen verhelpen. Hogere
frequenties kunnen weerstand overwinnen en meer
stroom in de lijn injecteren.