Markeer de eerst gevonden poollocatie met een rode
driehoekige poolmarkering. Na het centreren op de
pool verschijnt er een dubbele-lijnindicator. Die lijn
geeft weer hoe de sonde onder de grond ligt, en in de
meeste gevallen geeft ze ook de geschatte richting van
de buis weer.
Wanneer de plaatsbepaler dicht bij een pool komt, ver-
schijnt er een zoomring gecentreerd op de pool die een
nauwkeurige centrering mogelijk maakt.
De tweede pool bevindt zich ongeveer even ver van
de sonde in de tegenovergestelde richting. Lokaliseer
hem op dezelfde manier en markeer hem met een rode
driehoekige markering.
Als de sonde horizontaal ligt, moeten de drie markering-
en op één lijn liggen en moeten de rode markeringen
zich op dezelfde afstand van de gele sondemarkering
bevinden. Als dat niet het geval is, kan dat wijzen op
een gekantelde sonde. (Zie "Gekantelde sondes" hieron-
der.) Het is gewoonlijk zo dat de sonde zich op de lijn
tussen de twee polen bevindt, tenzij in geval van ex-
treme vervorming.
Stap 3: Verifiëren van de plaatsbepaling
Het is belangrijk de locatie van de sonde te verifiëren
door de informatie van de ontvanger te herbevestigen
en de signaalsterkte te laten pieken. Beweeg de SR-60
in alle richtingen weg van de maximumsignaalsterkte
om na te gaan of het signaal overal daalt. Beweeg het
instrument ver genoeg weg om een significante daling
waar te nemen in iedere richting.
Figuur 36: Sondelokalisering: 0-lijn
Dubbelcheck de beide poollocaties.
Ga na of de Gemeten Diepte-aflezing in het punt van
de maximumsignaalsterkte redelijk en coherent is. Als
ze te diep of te ondiep lijkt, dient u opnieuw na te gaan
of de maximale signaalsterkte zich wel degelijk op de
punt situeert.
Ga na of de polen en het punt van de hoogste signaal-
sterkte op een rechte lijn liggen.
Wanneer u zich op de 0-lijn bevindt, betekent dat
niet dat u zich boven de sonde bevindt. Het zien van
twee op één lijn liggende polen op het scherm is geen
vervangmiddel voor het centreren boven iedere pool
afzonderlijk en het markeren van hun locaties zoals
hierboven werd beschreven.
Voor een optimale nauwkeurigheid moet de SR-60
met de mast verticaal worden gehouden. De anten-
nemast moet verticaal staan bij het markeren van de
polen en de evenaar, anders zijn hun posities minder
accuraat.
Het maakt niet uit of u eerst de polen lokaliseert of eerst de 0-lijn,
en dan de polen, of één pool, dan de 0-lijn, en vervolgens de an-
dere pool. U kunt de sonde zelfs louter met de signaalsterkte lo-
kaliseren, en vervolgens uw resultaat verifiëren met de polen en
de 0-lijn. Wat belangrijk is, is dat u alle datapunten verifieert en
de positie van de sonde markeert waar het signaal het hoogst
is.
Gekantelde sondes
Als de sonde gekanteld is, zal één pool zich dichter bij de sonde
bevinden en de andere verder weg, zodat de sonde zich niet
meer precies halfweg tussen de beide polen bevindt. De signaal-
sterkte van de dichtstbijzijnde pool wordt veel hoger dan die
van de verder verwijderde pool wanneer de sonde verticaal ligt
(wat het geval kan zijn wanneer ze in een breuk in de leiding is
gevallen); maar ze kan nog altijd worden gelokaliseerd.
Als de sonde verticaal ligt, ziet u op het scherm een enkele
pool op het punt van de maximumsignaalsterkte. (De Ridgid-
vlottersonde werd ontworpen om een enkele pool "zichtbaar" te
hebben en werd van een gewicht voorzien om de sonde op een
verticale as te handhaven. Zie opmerking hieronder.)
Het is belangrijk te beseffen dat een ernstig gekantelde sonde
ervoor kan zorgen dat de poollocaties en de 0-lijn niet in hun
juiste posities worden weergegeven wegens de hoek van de
sonde; maar het maximaliseren van de signaalsterkte zal u nog
altijd naar de beste locatie voor de sonde leiden.
Vlottersondes
Bepaalde sondes werden ontworpen om te worden doorge-
spoeld of om in een buis te drijven op de waterstroom. Aangezien
dergelijke sondes veel vrijer kunnen schommelen dan een tor-
pedovormige sonde in een buis, kunnen ze om het even welke
richting uitwijzen. Dat betekent dat de 0-lijn gestoord kan zijn
door een kanteling, en dat de locatie van de polen kan variëren.
De enige betrouwbare manier om een vlottersonde correct te
lokaliseren bestaat erin de signaalsterkte te maximaliseren en
vervolgens te controleren of het signaal daalt wanneer de ont-
vanger in alle richtingen van dat punt wordt wegbewogen.
Ridge Tool Company
SeekTech SR-60
BELANGRIJK!
225