A
Om de werking van de brander te waarborgen boven een bep-
aald vermogen, moet, bij de modellen 917M en 918M, de
vooruitgesneden geluiddempende isolatie verwijderd worden
om zodoende de extra luchtspleten in de kap vrij te maken,
zoals afgebeeld in figuur 10.
TYPE
Vermogen - kW
917M
> 140
918M
> 200
➤
Controleer tijdens de werking of er geen gaslek is ter hoogte van de schroeven.
5.3 AFSTELLING VAN DE SERVOMOTOR VAN DE LUCHTKLEP,
RUSTSTAND
EERSTE
VLAMGANG
TWEEDE
VLAMGANG
De servomotor regelt de NOK III alleen wanneer de hoek van de nok verkleind wordt.
Als de hoek van de nok vergroot moet worden, dan moet eerst de hoek van de servomotor vergroot worden
met de toets "toename vermogen (+)", dan moet de hoek van de NOK III vergroot worden en tenslotte moet
de servomotor in de stand van MIN vermogen teruggebracht worden met de toets "afname vermogen (-)".
Voor de eventuele regeling van de NOK III, het deksel (1) verwijderen dat vastgeklemd is zoals aangeduid
2891
NOK II
De NOK II zorgt ervoor dat de luchtklep gesloten is
als de brander in de ruststand staat. In de fabriek
afgesteld op 0°. NIET WIJZIGEN.
NOK III
De NOK III regelt de positie van de luchtklep wan-
neer de brander op zijn minimale vermogen staat.
Kan tijdens de inwerkingstelling geregeld worden.
De NOK IV en de NOK III vormen één geheel.
NOK I
NOK I regelt de positie van de luchtklep wanneer
de brander aan het maximum vermogen werkt, en
moet gebruikt worden om het debiet van de bran-
der te beperken (aangepast aan het debiet van de
ketel). Geregeld in de fabriek op 90°.
Fig. 10
11
NL
(zie fig. 11)
Fig. 11
I
II
III
S7025
IV
D4438