-
Zonder de afgenomen vloeistofhoeveelheid te veranderen, de parameter RT door op + of - te drukken en opnieuw de frequentie FR
observeren.
-
De correcte waarde voor parameter RT is die waarvoor, bij gelijke afgenomen vloeistofhoeveelheid, de laagste frequentie FR vereist wordt.
5.1.4
Instelling van de setpoint druk
Vanuit het hoofdmenu houdt u de toetsen MODE en SET tegelijk ingedrukt tot "SP" in het display verschijnt. In deze condities
kunt u met behulp van de toetsen "+" en "-" de waarde van de gewenste druk respectievelijk verhogen of verlagen.
Het regelbereik (range) is afhankelijk van de gebruikte sensor.
Druk op SET om terug te keren naar de hoofdpagina.
5.1.5
Installatie met stromingsensor
Vanuit het menu Installateur(hetzelfde menu dat gebruikt wordt voor het instellen van RC RT en FN) bladert u door de parameters
met MODE tot u bij FI komt.
Om met stromingsensor te werken, stelt u FI in op 1. Ga met MODE naar de volgende parameter FD (diameter van de leiding)
en stel de diameter (in inch) in van de leiding waarop de stromingsensor gemonteerd is.
Druk op SET om terug te keren naar de hoofdpagina.
5.1.6
Installatie zonder stromingsensor
Vanuit het menu Installateur(hetzelfde menu dat gebruikt wordt voor het instellen van RC RT en FN) bladert u door de parameters
met MODE tot u bij FI komt. Om zonder de stromingsensor te werken, stelt u FI in op 0 (standaardwaarde)
Zonder de stromingsensor zijn er 2 modaliteiten voor detectie van de stroming, die allebei worden ingesteld via parameter FZ in
het menu installateur.
Automatisch (zelflering): het systeem detecteert de stroming op autonome wijze en past automatisch de regeling
•
hieraan aan. Om deze werkingsmodus te gebruiken, stelt u FZ in op 0.
Modaliteit met minimumfrequentie: in deze modaliteit wordt de uitschakelfrequentie ingesteld op nulstroming. Om deze
•
modaliteit te gebruiken, gaat u naar de parameter FZ, sluit u de persleiding langzaam af (zodat er geen overdruk
ontstaat) en kijkt u bij welke frequentiewaarde de inverter stabiliseert. Stel FZ in op deze waarde + 2.
Bijvoorbeeld: als de inverter stabiliseert op 35Hz, stelt u FZ in op 37.
Een te lage waarde van FZ kan onherstelbare schade aan de pomp toebrengen, omdat de inverter in dit geval de pompen
nooit zal stoppen.
Een te hoge waarde van FZ kan ertoe leiden dat de pomp ook uitschakelt wanneer er stroming aanwezig is.
De wijziging van het druk-setpoint vereist ook een aanpassing van de waarde van FZ.
In multi inverter systemen,zonder stromingsensor, is alleen de instelling van FZ volgens de modaliteit met
minimumfrequentie toegestaan.
Als men de stromingsensor niet gebruikt (FI=0) en FZ gebruikt wordt volgens de modaliteit met minimumfrequentie (FZ
≠ 0), zijn de hulp-setpoints gedeactiveerd.
5.1.7
Instelling van andere parameters
Na de eerste start kunnen indien nodig ook de andere vooringestelde parameters worden veranderd, door naar de verschillende
menu's te gaan aan de hand van de aanwijzingen voor de afzonderlijke parameters (zie hoofdstuk 6). De meest voorkomende
parameters die veranderd moeten worden kunnen zijn: druk voor herstart, versterkingen van de regeling GI en GP,
minimumfrequentie FL, tijd ontbreken water TB etc.
NEDERLANDS
403