De fabrieksconfiguraties zijn te zien in Tabel 21.
Waarde
Functie die is toegekend aan de algemene ingang i
0
Functies ingang gedeactiveerd
1
Signaal geen water van externe vlotter (NO)
2
Signaal geen water van externe vlotter (NC)
3
Hulp-setpoint Pi (NO) met betrekking tot de gebruikte ingang
4
Hulp-setpoint Pi (NC) met betrekking tot de gebruikte ingang
5
Algemene activering van de inverter via extern signaal (NO)
6
Algemene activering van de inverter via extern signaal (NC)
Algemene activering van de inverter via extern signaal (NO) +
7
Reset van de herstelbare blokkeringen
Algemene activering van de inverter via extern signaal (NC) +
8
Reset van de herstelbare blokkeringen
9
Reset van de herstelbare blokkeringen NO
10
Ingang lagedruksignaal NO, automatisch en handmatig herstel
11
Ingang lagedruksignaal NC, automatisch en handmatig herstel
12
Lagedrukingang NO alleen handmatig herstel
13
Lagedrukingang NC alleen handmatig herstel
Algemene activering van de inverter door een extern signaal
14*
(NO) zonder foutsignalering
Algemene activering van de inverter door een extern signaal
15*
(NC) zonder foutsignalering
* Functionaliteit beschikbaar voor firmware V 26.1.0 en latere versies
6.6.13.1
Deactivering van de functies die zijn toegekend aan de ingang
Door 0 in te stellen als configuratiewaarde van een ingang, zal iedere aan de ingang gekoppelde functie gedeactiveerd zijn,
onafhankelijk van het signaal dat aanwezig is op de klemmen van de ingang zelf.
6.6.13.2
Instelling functie externe vlotter
De externe vlotter kan op een willekeurige ingang worden aangesloten, voor de elektrische aansluitingen zie paragraaf 2.2.4.2. U
verkrijgt de functie vlotter door op de parameter INx horend bij de ingang waarmee de vlotter is verbonden; één van de waarden in te
stellen van de Tabel 23.
De activering van de functie voor de externe vlotter genereert de blokkering van het systeem. De functie is bestemd om de ingang te
verbinden met een signaal dat afkomstig is van een vlotter die signaleert dat er geen water is.
Wanneer deze functie actief is, wordt het symbool F1 weergegeven op de STATUS-regel van de hoofdpagina.
Het systeem zal pas blokkeren en de fout F1 signaleren nadat de ingang tenminste 1sec. lang geactiveerd is geweest. Wanneer men
in de foutconditie F1 is, moet de ingang tenminste 30 seconden gedeactiveerd zijn geweest voordat het systeem uit de blokkering
komt. Het gedrag van de functie is beschreven in Tabel 23.
Wanneer er meerdere vlotterfuncties tegelijkertijd op verschillende ingangen geconfigureerd zijn, zal het systeem F1 signaleren
wanneer er tenminste één functie geactiveerd wordt en het alarm opheffen wanneer er geen enkele functie geactiveerd is.
Gedrag van de functie externe vlotter in functie van INx en van de ingang
Fabrieksconfiguraties van de
digitale ingangen IN1, IN2, IN3, IN4
Ingang
1
2
3
4
Tabel 23: fabrieksconfiguratie van de ingangen
Overzichtstabel van de mogelijke configuraties van de digitale ingangen
IN1, IN2, IN3, IN4 en van hun werking
Tabel 24: Configuratie van de ingangen
NEDERLANDS
Waarde
1
(vlotter NO)
3
(P aux NO)
5
(activering NO)
10
(lage druk NO)
Weergave van de actieve functie die is
419
toegekend aan de ingang
F1
F1
F2
F2
F3
F3
F3
F3
F4
F4
F4
F4
F3
F3