Descargar Imprimir esta página

DAB AD 2.2 AC Instrucciones De Instalación Y Mantenimiento página 406

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 247
5.2
Het oplossen van problemen die zich vaak voordoen bij de eerste installatie
Storing
Het display toont
Stroom (RC) van de pomp niet ingesteld.
EC
1) Geen water.
2) Pomp niet volgezogen.
3) Debietsensor afgekoppeld.
4) Instelling van een setpoint dat te hoog is voor
de pomp.
5) Draairichting omgekeerd.
Het display toont
6) Onjuiste instelling van de stroom van de pomp
BL
7) Maximumfrequentie te laag (*).
8) Parameter SO is niet correct
9) Parameter MP minimumdruk
Het display toont
1) Druksensor afgekoppeld.
BPx
2) Druksensor defect.
1) Te hoge opname.
Het display toont
2) Pomp geblokkeerd.
OF
3) Pomp die heel veel stroom opneemt bij de
1) Pompstroom verkeerd ingesteld (RC).
Het display toont
2) Te hoge opname.
OC
3) Pomp geblokkeerd.
4) Draairichting omgekeerd.
Het display toont
1) Lage voedingsspanning
LP
2) Te grote spanningsval op de lijn
Regeldruk groter dan SP
Instelling van FL te hoog.
Het display toont
Kortsluiting tussen de fasen.
SC
1) Instelling van een drempel voor
minimumstroming FT te laag.
2) Instelling van een minimumfrequentie FL die te
De pomp stopt nooit
laag is (*).
3) Korte observatie(*).
4) Regeling van de druk instabiel(*).
5) Gebruik niet compatibel(*).
1) Korte observatie(*).
2) Instelling van een minimumfrequentie FL die te
De pomp stopt ook
hoog is(*).
wanneer men dit niet wil
3) Instelling van een minimumfrequentie voor
uitschakeling FZ die te hoog is (*).
Het multi inverter systeem
start niet
Het display toont:
Druk op + om deze
configuratie tot de andere
inverters uit te breiden
In een multi inverter
1) Andere wachtwoorden
systeem worden de
2) Er zijn configuraties aanwezig die niet
parameters niet
overgedragen kunnen worden
overgedragen
Mogelijke oorzaken
RC(*).
ingesteld
niet correct ingesteld.
start.
Op één of meer inverters is de stroom RC niet
ingesteld.
Gevoelige parameters niet uitgelijnd voor één of
meer inverters.
(*) Het sterretje heeft betrekking op gevallen van gebruik zonder debietsensor
Tabel 16: Oplossen van problemen
NEDERLANDS
Stel de parameter RC in (zie par. 6.5.1).
1-2) Vul de pomp en controleer of er geen lucht in de leiding zit. Controleer of de aanzuiging
of eventuele filters niet verstopt zijn. Controleer of de leiding van de pomp naar de inverter
geen defecten of lekkages vertoont.
3) Controleer de aansluiting naar de debietsensor.
4) Verlaag het setpoint of gebruik een pomp die geschikt is voor de vereisten van de
installatie.
5) Controleer de draairichting (zie par. 6.5.2).
6)Stel een correcte stroom van de pomp RC(*) in (zie par. 6.5.1).
7) Verhoog indien mogelijk FS of verlaag RC(*) (zie par. 6.6.6).
8) de waarde van SO correct instellen (zie par. 6.5.14)
9) de waarde van MP correct instellen (zie par. 6.5.15)
1) Controleer de aansluiting van de kabel van de druksensor.
BP1 heeft betrekking op de sensor verbonden met Press 1, BP2 met press2,
BP3 met de stroomsensor verbonden met J5
2) Vervang de druksensor.
1) Controleer het type aansluiting, ster of driehoek. Controleer of de motor geen hoger
stroom opneemt dan de maximumstroom die door de inverter wordt afgegeven. Controleer
of alle fasen op de motor zijn aangesloten.
2) Controleer of de waaier of de motor niet worden geblokkeerd of afgeremd door vreemde
voorwerpen. Controleer de aansluiting van de fasen van de motor.
3) Verlaag de versnellingsparameter AC (zie par. 6.6.11).
1) Stel RC in op de stroom die hoort bij het type aansluiting, ster of driehoek, dat is
aangegeven op het kenplaatje van de motor (zie par. 6.5.1)
2) Controleer of alle fasen op de motor zijn aangesloten.
3) Controleer of de waaier of de motor niet worden geblokkeerd of afgeremd door
vreemde voorwerpen.
4) Controleer de draairichting (zie par. 6.5.2).
1) Controleer of de juiste lijnspanning aanwezig is.
2) Controleer de doorsnede van de voedingskabels (zie par.2.2.1).
Verlaag de minimale werkfrequentie FL (als de elektropomp dit toelaat).
Verzeker u ervan dat de motor goed is en controleer de aansluitingen naar de motor.
1) Stel een hogere FT drempel in
2) Stel een hogere FZ drempel in
3) Wacht voor de zelflering (*) of voer de procedure voor snelle zelflering uit zie par.
6.5.9.1.1)
4) Corrigeer GI en GP(*) (zie par. 6.6.4 en 6.6.5)
5) Controleer of de installatie voldoet aan de condities voor gebruik zonder debietsensor(*)
(zie par. 6.5.9.1). Probeer eventueel een reset MODE SET + - uit te voeren voor een
herberekening van de condities zonder debietsensor.
1) Wacht voor de zelflering (*) of voer de procedure voor snelle zelflering uit zie par.
6.5.9.1.1).
2) Stel indien mogelijk een lagere FL in(*).
3) Stel een lagere FZ drempel in
Controleer de instelling van de stroom RC op iedere inverter.
Druk op de toets + op de inverter waarvan u zeker bent dat hij de meest recente en correcte
parameterconfiguratie heeft.
1) Activeer de inverters één voor één en voer voor alle inverters hetzelfde wachtwoord in,
of elimineer het wachtwoord. Zie par. 6.6.16
2) Wijzig de configuratie zodat hij kan worden overgedragen, het is niet toegestaan de
configuratie over te dragen met FI=0 en FZ=0. Zie paragraaf 4.2.2.2
404
Oplossingen

Publicidad

loading