2.2.4
Elektrische aansluitingen gebruikersingangen en -uitgangen
De inverters zijn voorzien van 4 ingangen en 2 uitgangen om bepaalde i nterface-oplossingen met meer complexe installaties te
kunnen realiseren.
Op Afbeelding 10 en Afbeelding 11 ziet u voorbeelden van mogelijke configuraties van de ingangen en de uitgangen.
De installateur kan ermee volstaan de gewenste ingangs- en uitgangscontacten te bedraden en de functies ervan naar wens te
configureren (zie paragrafen 6.6.13 en 6.6.14).
de+19 [Vdc] voeding die aan de pinnen 11 en 18 van J5 (18-polige klemmenstrook) wordt geleverd kan
maximaal 50 [mA] afgeven.
2.2.4.1
Uitgangscontacten OUT 1 en OUT 2:
De aansluitingen van de hieronder opgesomde uitgangen hebben betrekking op de twee klemmenstroken J3 en J4 met 3 polen die
zijn aangeduid met het opschrift OUT1 en OUT 2, onder dit opschrift staat ook het contacttype van de klem.
Contacttype
Max. spanning die verdragen kan worden [V]
Max. stroom die verdragen kan worden [A]
Max. kabeldoorsnede [mm²]
Afbeelding 12: Voorbeeld van aansluiting van de uitgangen
NEDERLANDS
Kenmerken van de uitgangscontacten
Tabel 8: kenmerken van de uitgangscontacten
387
NO, NC, COM
250
5
-> resistieve lading
2,5 -> inductieve lading
3,80
Met verwijzing naar het voorbeeld dat gegeven
wordt in Afbeelding 10 en met gebruikmaking
van de fabrieksinstellingen (O1 = 2: contact
NO; O2 = 2; contact NO) verkrijgt u:
•
L1 gaat aan wanneer de pomp
geblokkeerd is (bijv. "BL": blokkering
wegens ontbreken water).
•
L2 gaat aan wanneer de pomp in
bedrijf is("GO").