EGEA TECH
8.3.1 Omgevingscondities voor gebruik
De apparatuur kan niet werken in
ruimtes die zijn geclassificeerd
als omgevingen met een explo-
VERBOD
sieve atmosfeer of brandgevaar.
De algemene werking van de
apparatuur wordt gewaarborgd
door naleving van de aangege-
LET OP
ven omgevingsomstandigheden.
De apparatuur is niet ontworpen
om buiten te worden geïnstalle-
erd, maar om te worden gebruikt
LET OP
in een "gesloten" omgeving die
niet is blootgesteld aan de ele-
menten met een omgevingstem-
peratuur tussen +4 °C en +43 °C.
Om het risico van bevriezing te
vermijden, moet het water in de
tank worden geleegd als het ap-
paraat wordt geïnstalleerd in een
ruimte met lagere temperaturen
dan aangegeven, en wanneer het
niet elektrisch wordt aangedre-
ven. Leeg het zoals beschreven
in het betreffende hoofdstuk.
Voor de juiste werking van de apparatuur moet de positionering
voldoen aan de volgende vereisten:
• uit de buurt van warmtebronnen,
• uit de buurt van direct zonlicht,
• uit de buurt van airconditioningsystemen,
• niet stoffige omgeving.
De omgevingscondities voor het gebruik zijn weergegeven in
de onderstaande tabel.
Omgevingstemperatuur buitenlucht (min. / max.)
4 °C / +43 °C
8.3.2 Fysische eigenschappen van water
De Langelier-index van het water, gemeten bij bedrijfstempera-
tuur, moet tussen 0 en +0,4 liggen
Het apparaat mag niet werken met water met een hardheid
lager dan 12 °F, vice versa met water met een bijzonder hoge
hardheid (hoger dan 25 °F), het wordt aanbevolen om een was-
verzachter te gebruiken, die op de juiste wijze is gekalibreerd
en gecontroleerd, in dit geval mag de resterende hardheid niet
lager zijn dan 15 °F.
200 HT - 260 HT
code 3540000420 - Rev. 03 - 09/2023
NB: In de ontwerp- en bouwfase
van de installaties dienen de van
toepassing zijnde lokale voor-
VERPLICHTING
schriften en bepalingen te wor-
den nageleefd.
8.4
VOORBEREIDING VAN DE PLAATS VAN
INSTALLATIE
Een goede werking heeft invloed op de levensduur van de ap-
paratuur en de onderdelen ervan, maar vooral op de kostenef-
fectiviteit van het systeem. We raden u aan de onderstaande
instructies zorgvuldig op te volgen. Onze technische dienst is
beschikbaar voor meer informatie over deze kwestie.
In de plannings- en bouwfase
van de installaties moeten de
plaatselijk geldende normen en
VERPLICHTING
voorschriften worden nageleefd.
De apparatuur moet worden geïn-
stalleerd en bediend door een
gekwalificeerde technicus in ove-
reenstemming met de lokale wet-
en regelgeving op het gebied van
gezondheid en veiligheid.
Onjuiste installatie kan schade
aan eigendommen en letsel aan
mensen en dieren veroorzaken;
de fabrikant wijst alle verantwo-
ordelijkheid voor de gevolgen af.
De luchtinlaat en -uitlaat van het
apparaat moeten worden geleid
zoals aangegeven in de paragraa-
fin paragraaf 8.6 op pagina 419.
De installatie van het product moet plaatsvinden op een ge-
schikte plaats, dat wil zeggen, zodanig dat normaal gebruik en
normale en buitengewone onderhoud mogelijk zijn.
Het is derhalve noodzakelijk de nodige bedrijfsruimte voor te
bereiden door te verwijzen naar de in vermelde quota afb. 48.
NL
417