8
Functietoetsen en display
UP
DOWN
PROG
• Druk op de toetsen UP
• Gebruik de toetsen + en - om de waarde van de parameter te wijzigen. De waarde begint te knipperen.
• Houd de toets + of de toets - ingedrukt zodat de waarde snel overlopen worden, en de wijziging sneller kan uitgevoerd
worden.
• Om de ingestelde waarde te bewaren, moet enkele seconden gewacht worden of moet een andere parameter bereikt
worden met de toetsen UP
opgeslagen.
• De waarden kunnen enkel gewijzigd worden wanneer de motor niet draait. De raadpleging van de parameters is
altijd mogelijk.
9
Inschakeling en inbedrijfsstelling
Schakel de stroomtoevoer naar de regeleenheid in.
Geïnstalleerde versie: P2.35.
Onmiddellijk daarna:
• Voor een besturingseenheid gemonteerd op een automatisering (of geleverd met een automatisering): het display
toont de besturings- en veiligheidsstatusmodus (hoofdstuk 7)
• Voor een besturingseenheid aangekocht als reserveonderdeel: het display toont "
programmering van de slag (hoofdstuk 11).
In beide gevallen is het uitvoeren van de slagprogrammering verplicht om in de besturing op te slaan:
• de parameters die nodig zijn voor de motorbesturing
• de slaglengte
LET OP!
Het niet uitvoeren van de slagprogrammering kan leiden tot ernstige storingen.
10
Bedrijfsmodus display
10.1
Modus van weergave parameters
WAARDE
PARAMETER
PARAMETER
Voor de gedetailleerde beschrijving van de parameters wordt verwezen naar hoofdstuk 13.
TEST
en/of DOWN
om de te wijzigen parameter weer te geven.
of DOWN
. De display knippert snel, wat aanduidt dat de nieuwe instelling wordt
TOETS
BESCHRIJVING
UP
Volgende parameter
DOWN
Vorige parameter
+
Toename met 1 van de waarde van de parameter
-
Afname met 1 van de waarde van de parameter
PROG
Lering van de slag
TEST
Activering van de TEST modus
" en vraagt de initiële
213