Bediening
Instellen van het stapelplatform
56
De navolgende werkzaamheden mogen alleen aan uitgeschakelde, niet ge-
stekkerde apparatuur worden gedaan.
Vooor het begin van de werkzaamheden dient steeds te worden gecontroleerd
of de stapelaar voor het te plaatsen servies correct is ingesteld.
Het volgende dient te worden gecheckt:
•
bij de BDUH de verticale geleiding van de borden, zodat het personeel met
de apparatuur kan werken zonder gevaar te lopen,
•
bij onverwarmde apparaten of de borden geschikt zijn en de stapels el-
kaar raken (zie ook «Voorbeelden voor BD/60-60 und BD/60-60-K» op
bladzijde 58),
•
de uitgifte- c.q. afpakhoogte, die niet zou moeten mogen en kunnen leiden
tot eventuele verwondingen bij personeel of tot serviesbreuk.
In ieder geval dient bij de wijziging van een van de volgende gegevens een
aanpassing te worden doorgevoerd: diameter resp. kantlengte, hoogte H
hoogte H
en gewicht.
11
Plaatsen van de geleidestangen (alleen BDUH)
Het platform wordt in de hoeken geleid door speciale kogellagers. Doordat de
gaten voor de geleidestangen ruim bemeten zijn loopt het geheel soepeltjes
naar boven en beneden.
•
De posities voor de geleidestangen moeten voor de plaatsing van het ser-
vies worden bepaald.
•
Bij te breed ingestelde geleiders kan de stapel borden zo scheef komen te
staan dat deze klem raakt onder de bovenplaat en bij het loshalen het per-
soneel verwonden. Bovendien leidt dit mogelijkerwijze tot problemen bij het
manouevreren.
•
Bij te smal ingestelde geleiders kunnen de borden klem komen te zitten en
door plotseling losschieten onverhoopt tot verwondingen lijden.
Te kleine serviesdelen mogen niet worden gebruikt; dit wordt bepaald door,
cq. is afhankelijk van, het bodemraster voor de geleidestangen en de maas-
wijdte van de binnenbekleding. Opgave van de toegestane maten vindt u in
hoofdstuk «Technische Details» op bladzijde 65.
•
Deksel afnemen en wegleggen.
•
Alle geleidestangen uit het bodemraster halen en op een veilige en schone
plaats leggen; alvorens weer te gebruiken eventueel schoonmaken.
•
Een serviesdeel van elke stapel op het platform plaatsen.
•
Geleidestangen plaatsen op de daarvoor bestemde plekken.
•
Deze moeten dusdanig in het bodemraster worden geplaatst, dat tussen
de stapels borden en de geleidingen zo weinig mogelijk „lucht" overblijft.
Bovendien dient er rekening mee te worden gehouden dat er een regelma-
tige afstand is ten opzichte van de binnenbekleding.
•
De geleidestangen zijn niet nodig, als de stapels elkaar „steunen".
•
Voorbeelden voor het gebruik van geleidestangen zie bladzijde 57 enz.
Platformstapelaars
,
1
43.3000.6