Reinigen van het brandstoffilter
Een verstopt brandstoffilter kan leiden tot startproblemen of de onmogelijkheid het
●
toerental te verhogen.
Controleer het brandstoffilter regelmatig op de volgende wijze:
●
1. Verwijder de brandstoftankdop (1) en tap de brandstof af totdat de tank helemaal
leeg is. Controleer de binnenkant van de tank op eventuele ongerechtigheden.
Verwijder eventueel aanwezig vuil of gruis.
2. Trek het brandstoffilter (2) met een draad uit de tank via de brandstofvulopening.
3. Als het brandstoffilter vuil is, reinigt u het met schone benzine. Vervuilde benzine
moet u wegwerpen in overeenstemming met de ter plaatse geldende voorschriften.
Als het brandstoffilter erg vuil is, vervangt u het.
4. Doe het brandstoffilter terug in de benzinetank en maak de tankdop weer stevig
vast.
OPMERKING:
Bij het weer aanbrengen van het brandstoffilter plaatst u het in de stand zoals in
●
de afbeelding staat aangegeven.
Voor vervanging neemt u contact op met uw erkende onderhoudsdienst.
Reinigen van het verbindingspijp-filterelement
1. Verwijder de slangklem (1) en de slang (2).
2. Trek het filterelement (3) er uit en verwijder met een borstel het vuil ervan.
Als het filterelement er niet makkelijk uit te trekken is, gebruikt u dan een dun stokje
om het te grijpen.
3. Vervang het element door een nieuw als het beschadigd of te zeer vervuild is.
4. Druk het filterelement in de verbindingspijp (4) totdat het uiteinde van het element
precies gelijk komt met de rand van de pijp.
5. Breng de slang aan en zet deze vast met de slangklem.
Vervangen van de sproeimiddelslang
Controleer de sproeimiddelslang (1) regelmatig. Als de slang beschadigd is, kan er
●
chemisch sproeimiddel uit lekken. Vervang de slang indien nodig, als volgt.
1. Verwijder het sproeimondstuk (2) van de pijp (3).
2. Maak de slangklem los en vervang dan de oude slang door een nieuwe.
Inspectie van bouten, moeren en schroeven
Draai losgetrilde bouten, moeren e.d. weer vast.
●
Controleer op lekkage van benzine of olie.
●
Vervang beschadigde onderdelen door nieuwe voor veilige werking van het
●
apparaat.
Vervangen van pakkingen en afdichtingen
Bij het demonteren en weer monteren van de motor vervangt u vooral de pakkingen
en afdichtingen door nieuwe.
133
(2)
(3)
(4)
(1)
(3)
(2)
(1)
(2)
(1)
(2)