Nederlands
• Eventuele druppelhoeveelheden moeten meteen
worden opgenomen!
• Let op een goede toestand van alle voor het be-
drijf relevante onderdelen.
8.3.1. Controle van de isolatieweerstand
Om de isolatieweerstand te controleren moet de
stroomtoevoerleiding afgeklemd worden. Daarna
kan met een isolatietester (gemeten gelijkspan-
ning is 1000 V) de weerstand worden gemeten.
De minimale waarden zijn:
• Bij eerste ingebruikname: isolatieweerstand
minimaal 20 MΩ.
• Bij verdere metingen: waarde moet groter zijn
dan 2 MΩ.
Als de isolatieweerstand te laag is, kan vocht
in de kabel en/of motor binnengedrongen zijn.
Pomp niet meer aansluiten en contact opnemen
met de fabrikant!
8.3.2. Draaien van het loopwiel
1.
Pomp horizontaal op een vaste ondergrond
leggen.
Let erop dat de pomp niet kan omvallen en/of
wegglijden!
2.
Grijp voorzichtig en langzaam vanaf de onderzijde
in het huis van het hydraulische systeem en draai
het loopwiel.
WAARSCHUWING voor scherpe randen!
Aan de loopwielen en de hydraulische opening
kunnen scherpe randen ontstaan. Er bestaat
gevaar voor letsel! Draag de noodzakelijke
veiligheidskleding, bijv. beschermende hand-
schoenen.
8.3.3. Oliepeilcontrole in de afdichtingskamer
Motorafhankelijk heeft de afdichtingskamer een
gezamenlijke of twee gescheiden openingen voor
het leegmaken en vullen van de kamer.
WAARSCHUWING voor letsel door hete en/of
onder druk staande productiemiddelen!
De olie is na uitschakeling nog heet en staat
onder druk. Daardoor kan de sluitschroef eruit
worden geslingerd en hete olie naar buiten
stromen. Er bestaat gevaar voor letsel resp.
verbranding! Laat de olie eerst tot omge-
vingstemperatuur afkoelen.
Afb. 13.: Sluitschroeven afdichtingskamer
D
Sluitschroef vul- en aftapopening
D+ Sluitschroef vulopening
D- Sluitschroef aftapopening
1.
Pomp horizontaal op een vaste ondergrond leg-
gen, zodat de sluitschroeven naar boven wijzen.
Let erop dat de pomp niet kan omvallen en/of
wegglijden!
184
2.
Kunststofafdekking (indien aanwezig) verwijde-
ren en de sluitschroef (D of D+) voorzichtig en
langzaam eruit draaien.
3.
Het productiemiddel moet tot de onderkant van
de opening komen.
4.
Als er te weinig olie in de afdichtingskamer is,
dient u de olie bij te vullen. Volg hiervoor de aan-
wijzingen onder het punt „Olie verversen".
5.
Sluitschroef (D of D+) reinigen en eventueel met
een nieuwe afdichtingsring opnieuw indraaien.
6.
Kunststofafdekking (indien aanwezig) erop ste-
ken en een zuurbestendige afdichtstof aanbren-
gen.
8.3.4. Visuele controle van de stroomtoevoerleiding
De stroomtoevoerleidingen moeten op bellen,
scheuren, krassen, schuurplekken en/of druk-
plaatsen gecontroleerd worden. Als er schade
wordt vastgesteld, moet de pomp onmiddellijk
buiten bedrijf worden gesteld en moet de be-
schadigde stroomtoevoerleiding worden vervan-
gen.
De kabels mogen alleen door de Wilo-service-
dienst of een geautoriseerde resp. gecertifi-
ceerde servicewerkplaats worden vervangen.
De pomp mag pas opnieuw in gebruik worden
genomen nadat de schade op deskundige wijze
is verholpen!
8.3.5. Visuele controle van de toebehoren
Het toebehoren moet op een juiste zitting en
juiste werking worden gecontroleerd. Los en/of
defect toebehoren moeten direct worden gerepa-
reerd of vervangen.
8.3.6. Visuele controle van de behuizing op slijtage
De onderdelen van de behuizing mogen niet
beschadigd zijn. Als er zichtbare schade aan de
onderdelen van de behuizing is, dient u contact
op te nemen met de klantenservice van Wilo.
8.3.7. Functionele controle van de beveiligings- en
bewakingsinrichtingen
Bewakingsinrichtingen zijn bijv. temperatuursen-
soren in de motor, bewaking van de afdichtings-
ruimte, contactorrelais, overspanningsrelais, enz.
• Motorbeveiligingsrelais en andere uitschakel-
systemen kunnen voor testdoeleinden over het
algemeen handmatig worden geactiveerd.
• Om de elektrode of de temperatuursensoren te
controleren moet de pomp afgekoeld zijn tot
de omgevingstemperatuur en de elektrische
aansluitleiding van de bewakingsinrichting in het
schakeltoestel afgeklemd worden. Met een iso-
latietester (gemeten gelijkspanning is 500 V) kan
de weerstand van de bewakingsinrichting worden
gecontroleerd.
De volgende waarden moeten worden gemeten:
• Bimetaal-sensor: waarde gelijk aan „0"-door-
gang
• PTC-/temperatuurgevoelige weerstand: een
temperatuurgevoelige weerstand heeft een
koudeweerstand tussen 20 en 100 ohm.
Bij 3 weerstanden in serie zou dat een waarde
ONDERHOUD
WILO SE 05/2014 v05 DIN A4