Type pomp
Enkelfasige standaard
elektrische pomp ≤ 2,2
kW
driefasen elektrische
14
pomp
• Het bedieningspaneel moet uitgerust zijn met
een beveiliging tegen drooglopen waarop een
drukschakelaar, vlotterschakelaar, sondes of an-
dere geschikte apparatuur is aangesloten.
• Wanneer gebruik gemaakt wordt van thermische
relais, wordt aanbevolen om relais te gebruiken
die gevoelig zijn voor faseuitval.
De controlelijst voor de motor
WAARSCHUWING:
• Lees bij gebruik van een andere mo-
tor dan de standaardmotor de hand-
leiding om zeker te weten of een be-
veiligingsapparaat aanwezig is.
• Als de motor is voorzien van automa-
tische thermische beschermers, moet
u rekening houden met het risico van
onverwachte inschakelingen als ge-
volg van overbelasting. Gebruik der-
gelijke motoren niet voor brandblus-
toepassingen.
Opmerking:
• Gebruik alleen dynamisch uitgebalanceerde mo-
toren met een halve spie in de asverlenging (IEC
60034-14) en met een normale trilsnelheid (N).
• De netspanning en netfrequentie moeten over-
eenkomen met de specificaties op het typepla-
tje.
In het algemeen kunnen motoren werken binnen de
volgende netspannings-tolerantiewaarden:
Frequentie Hz
Fase ~
50
60
13
zekeringen aM (starten v/d motor) of magneet-thermische schakelaar met curve C en Icn ≥ 4,5 kA of ander, vergelijkbaar
apparaat.
14
Thermisch overbelastingsrelais met werkingklasse 10A + zekeringen aM (starten v/d motor) of magneet-thermische mo-
torbeschermingsschakelaar met werkingklasse 10A.
Bescherming
• Ingebouwde, auto-
matische terugstel-
lende thermisch-
amperometrische
beveiliging (motor-
beschermer)
• Bescherming tegen
kortsluiting (moet
geleverd worden
door de installa-
13
teur)
• Thermische beveili-
ging (moet geleverd
worden door de in-
stallateur)
• Bescherming tegen
kortsluiting (moet
geleverd worden
door de installateur)
UN [V] ± %
1
220 - 240 ± 6
3
230/400 ± 10
400/690 ± 10
1
220 - 230 ± 6
3
220/380 ± 5
nl - Vertaling vanuit het origineel
Frequentie Hz
Fase ~
Gebruik een kabel conform de regelgeving met 3
draden (2+aarde) voor enkelfasige versies en met 4
draden (3+aarde) voor driefasige versies.
4.3 De pomp installeren
4.3.1 Mechanische installatie
Controleer het volgende voordat u gaat in-
stalleren:
• Gebruik een betonsoort met een compressiever-
mogen van klasse C12/15 die voldoet aan de
blootstellingseisen klasse XC1 tot EN 206-1.
• De ondergrond voor montage moet uitgehard en
volledig horizontaal en waterpas zijn.
• Let op de gewichtsaanduidingen.
Installeer de pompinstallatie
Voor horizontale installaties, zie
verticale installaties, zie
Afbeelding 10
Controleer of de ondergrond geprepareerd is con-
form de afmetingen in de ontwerptekening/tekening
van de algemene opstelling.
Motorafmeting Aantal polen
Tot 112
2- en 4-polig
Van 132
2- en 4-polig
Tot 112
2- en 4-polig
Van 132
2- en 4-polig
1. Plaats de pomp op de ondergrond.
2. Verwijder de pluggen die de openingen afslui-
ten.
3. Richt de pomp en de flenzen van de leidingen
aan beide kanten van de pomp uit. Controleer
de uitlijning van de bouten.
4. Maak de leidingen met bouten vast aan de
pomp. Forceer de leidingen niet tijdens het vast-
maken.
5. Gebruik zo nodig vulstukken ter compensatie
van de hoogte.
6. Draai de funderingsbouten (3) gelijkmatig en
stevig aan.
Opmerking:
• Als de overdracht van trillingen storend is, dient u
trillingsdempende steunen tussen de pomp en de
fundering te plaatsen.
4.3.2 Controlelijst voor leidingen
UN [V] ± %
380/660 ± 10
Afbeelding 9
. Voor
Type bevesti-
ging
Leidingen zon-
der steunvoet is
mogelijk
Montage op
grond met
steunvoet
Leidingen mo-
gelijk
Niet toegestaan
71