De motor starten
WAARSCHUWING
GEVAAR VAN GIFTIG GAS. Motoruitlaatgassen bevatten koolmo-
noxide, een giftig gas dat u doodt binnen enkele minuten. U kunt
het NIET zien, ruiken of proeven. Ook al ruikt u de uitlaatgassen
niet, u kunt toch zijn blootgesteld aan koolmonoxide. Als u zich
tijdens het gebruik van dit product misselijk, duizelig of zwak begint
te voelen , schakel het dan uit, stap er af en ga METEEN de frisse
lucht in. Consulteer een arts. Het kan zijn dat u koolmonoxidevergif-
tiging heeft.
• Gebruik dit product ALLEEN buiten en ver weg van ramen, deuren en ventila-
tieopeningen om te voorkomen dat koolmonoxidegas zich kan verzamelen en
in deze bewoonde ruimten terecht kan komen
• Plaats koolmonoxidemelders op batterijen of melders op netvoeding met
reservebatterij volgens de instructies van de fabrikant. Rookmelders kunnen
geen koolmonoxide detecteren.
• Laat dit product NIET werken in huizen, garages, kelders, kruipruimten,
schuurtjes of andere gedeeltelijk afgesloten ruimten, ook niet met gebruik van
ventilatoren of met geopende deuren en of ramen als ventilatie. In deze ruim-
ten kan snel koolmonoxide worden gevormd en dit kan uren blijven hangen,
zelfs als het product al is uitgeschakeld.
• Plaats dit product ALTIJD van de wind af en laat de motoruitlaat niet in de
richting van bewoonde ruimten wijzen.
Elektrische start
BELANGRIJK: Als de contactsleutel in de stand "START" wordt
gezet, schakelt de motor wel in maar start nog niet tenzij het
koppelings-/rempedaal helemaal wordt ingetrapt en de maaiblad-
hendel iin de stand "OFF" staat. De bestuurder moet op de stoel
zitten.
Start de motor als volgt:
1. Open de ontluchting (B, Afb. 3, indien aanwezig) van de
benzinedop (A) door deze linksom te draaien.
BELANGRIJK: Als de ontluchting van de bezinevuldop niet wordt
opengedraaid, kan de motor afslaan.
2. Zet de koppelingshendel in de stand neutraal/vrij (N). Zie
"Wielaandrijving".
BELANGRIJK: Start de motor NOOIT terwijl de koppelingshendel
in een rijstand staat.
WAARSCHUWING
!
De motor kan gestart worden terwijl de koppelingshendel in
een rijstand staat. Volg alle startinstructies nauwkeurig op.
3. Controleer of de maaibladhendel (A, Afb. 5) in de stand
"OFF" staat.
4. Trap het koppelings-/rempedaal (A, Afb. 6) helemaal in en
houd het ingetrapt terwijl u de motor start..
5. Zet de toerentalregeling (A, Afb. 7) in de stand choke (B) om
een koude motor te starten.
6. Zet de contactsleutel (A, Afb. 8) in de stand "START" tot de
motor start.
N.B.: Als na 5 seconden starten de motor nog niet aanslaat, laat
u de sleutel los, controleert of het koppelings-/rempedaal geheel
is ingetrapt en probeert na 20 seconden nogmaals te starten.
7. Als de motor start, zet u de toerentalregeling in de stand
SNEL (FAST) en laat de motor even opwarmen tot hij soepel
loopt.
8. Als de accu niet voldoende geladen is om de motor te star-
ten, raadpleeg dan "Motor (handmatig starten)" voor het
handmatig starten van de elektrische startmotoren.
9. Bij model E2813523BVE is de motor uitgerist met een mag-
neetklep voor de brandstofafsluiting. Als de accu leeg is, kan
de motor worden gestart met de terugtrekstartkabel als de
toerentalregeling in de chokestand staat (motor WARM of
motor KOUD).
Handmatig starten
BELANGRIJK: Als de contactsleutel in de stand "AAN" wordt
gezet en de hendel van het startkoord wordt aangetrokken, zal de
motor wel inschakelen maar niet starten, tenzij het koppelings-/
rempedaal helemaal wordt ingetrapt, de parkeerrem is ingescha-
keld en de maaibladhendel in de stand "OFF" staat.
Start de motor als volgt:
1. Open de ontluchting (B, Afb. 3, indien aanwezig) van de
benzinedop (A) door deze linksom te draaien.
BELANGRIJK: Als de ontluchting van de bezinevuldop niet wordt
opengedraaid, kan de motor afslaan.
2. Zet de koppelingshendel in de stand neutraal/vrij (N). Zie het
hoofdstuk "Wielaandrijving".
BELANGRIJK: Start de motor NOOIT terwijl de koppelingshendel
in een rijstand staat.
!
De motor kan gestart worden terwijl de koppelingshendel in
een rijstand staat. Volg alle startinstructies nauwkeurig op.
3. Controleer of de maaibladhendel (A, Afb. 5) in de stand
"OFF" staat.
4. Trap het koppeling-/rempedaal (A, Afb. 9) helemaal in, ver-
plaats de parkeerremhendel (B) en laat het koppelings-/rem-
pedaal los om de parkeerrem te activeren.
5. Zet de toerentalregeling (A, Afb. 7) in de stand choke (B) om
een koude motor te starten.
6. Zet de sleutel (A, Afb. 10) in de stand AAN.
7. Trek aan het startkoord met een soepele, gelijkmatige bewe-
ging tot de motor start.
N.B.: Geleid het startkoord altijd terug de behuizing in. Laat het
koord nooit terugschieten.
!
Zet als de meotor start de toerentalregeling in de stand SNEL
(FAST).
8. Laat de motor even opwarmen tot hij soepel loopt.
Het maaiblad activeren
!
Als het maaiblad wordt gedeactiveerd, moet het binnen 3
seconden geheel stilstaan. Als het blad na 3 seconden blijft
draaien, moet de maaibladrem worden afgesteld. Breng de
machine naar een erkende dealer voor het afstellen. WERK
NIET VERDER met de machine tot de maaibladrem is afge-
steld en correct werkt.
1. Zet met draaiende motor de toerentalregeling in de stand
SNEL (FAST).
2. Zet de maaibladhendel (A, Afb. 11) naar voren in de stand
AAN, trap de maaibladpedalen (B) in om de maaibladhendel
in de stand AAN te houden.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
!
!
17
nl