1
Bedieningspaneel
2
Noodstop
3
Claxon
4
Handgrepen
5
Rijschakelaars
6
Zuigslang
7
Netsnoer voor interne batterijoplader
8
Elektronische parkeerrem
9
Opstapje met veiligheidsschakelaar
10 Afstootrol zuigmond
11 Zuigmond (geel onderhoudspunt)
12 Aandrijfwielen
13 Vergrendelingsbeugel zuigmond
14 Hulpwiel zuigmond
15 Mondstukhouder
16 Ontgrendeling borstels
17 Microrotatieborstel (geel onderhoudspunt)
18 Afstootrollen borsteleenheid
19 Borsteleenheid XP-M
20 Frontreiniging borstels
21 Randreiniging borsteleenheid
22 Randreiniging borstels
23 Afstootrollen IntelliSweep
24 Emmer (geel onderhoudspunt)
25 Positiegever
26 Filter schoonwatertank (geel onderhoudspunt)
27 IntelliSweep
28 Ontgrendeling batterijcompartiment
29 Afvoerslang
30 Schoonwatertank (Flextank)
31 Vuilwatertank
32 Pomp en aanzuigfilter
33 Mand voor grof vuil (geel onderhoudspunt)
34 Tankdop
35 Zuigfilter (geel onderhoudspunt)
36 Tankdopontgrendeling
37 Indicator batterij wordt geladen
38 Indicator storing batterij/netapparaat
39 Indicator servicebeurt
40 Knop langzaam rijden (AAN/UIT)
41 Knop programma (Start/Stop)
42 Knop ECO-modus (AAN/UIT)
43 Indicator volle vuilwatertank
44 Batterij-indicator
45 Sleutelschakelaar
46 Display
47 Knoppen Borstelaandrijving (AAN/UIT), Borsteldruk
(+ / -)
48 Knop Zuigeenheid (AAN/UIT)
49 Knoppen Toevoer reinigingsoplossing (AAN/UIT),
hoeveelheid (+ / -)
50 Knop Spot-modus (AAN/UIT)
51 Indicator batterij is geladen
270
Batterijen
Toegestane batterijen
Voor het bedienen van deze machine zijn tractiebatterijen ver-
eist (geen start- of gewone batterijen). Pure tractiebatterijen
worden aanbevolen. Alleen die garanderen een lange levens-
duur.
Tractiebatterijen worden geproduceerd als open (natte) batte-
rijen of als onderhoudsvrije (VRLA) batterijen. (Gel en AGM).
De machine moet worden aangepast aan het betreffende ont-
werp en de fabrikant.
Elke batterij heeft een andere levensduur en verschillende
prestatiekenmerken.
De programmering van de machine moet vóór de inbedrijfstel-
ling worden uitgevoerd, na het installeren van de batterijen of
na het overschakelen op een ander type batterij en/of fabri-
kant.
Een onjuiste instelling kan voortijdig falen van de batterij ver-
oorzaken.
Veiligheidsmaatregelen bij het omgaan met batterijen
• Batterijen bevatten zuur. Bij onder-
houd, installatie en verwijdering van
natte batterijen is een beschermings-
bril verplicht.
• Zuurspatten in de ogen of op de huid
moeten met een grote hoeveelheid
zuiver water weggespoeld worden.
Daarna onmiddellijk een arts raad-
plegen.
Kleding moet worden gereinigd met
water!
• Bij het opladen van batterijen wordt
knalgas geproduceerd. Verwijderd
houden van open vuur en gloeiende
voorwerpen!
• Niet roken!
• Gevaar voor brandwonden!
• Let op! De polen van de batterijen
staan altijd onder spanning, dus
geen voorwerpen op de batterijen
leggen!
Let op:
Houd de batterijen schoon en droog. Ge-
morst zuur of water (natte batterijen) on-
middellijk afvegen.
Draag beschermende handschoenen.