Ritmestoornissen, waaronder ventrikelfibrilleren
•
Bloeding of hematoom
•
Arterioveneuze fistel
•
Embolisatie
•
Migratie van de stent
•
Allergische reactie
•
Collaps van de stent
•
Breken van de stent tijdens de implantatie
•
Reacties op trombocytenremmers/contrastvloeistof
•
Acute coronary bypass-chirurgie
•
Pijn ter plaatse van de introductie
•
Myocardischemie
•
Pseudo-aneurysma van de arteria femoralis
•
Stenttrombose
•
CVA
•
Nierfalen
•
7. Gebruiksaanwijzing
Let op: als tijdens het passeren van een laesie enige weerstand
wordt gevoeld of het systeem niet gemakkelijk langs de laesie kan
worden opgeschoven mag niet worden getracht het stentsysteem
door de guidingcatheter terug te trekken; hierdoor kan de stent
losraken van de catheter. Trek het gehele systeem (guiding catheter,
guide wire en stentplaatsings-systeem) in één keer voorzichtig
terug. Als de indicatie voor het stenten blijft bestaan moet de
laesie worden gepredilateerd of middels een alternatieve strategie
geprepareerd. Gebruik niet hetzelfde stentsyteem als waarmee is
gepredilateerd omdat de stent en/of het stentplaatsingssysteem
tijdens de eerste poging om de laesie te passeren of tijdens het
terugtrekken beschadigd kan zijn.
Let op: de stent op het stentplaatsingssysteem mag beslist
niet worden gemanipuleerd en de positie van de stent op het
plaatsingssysteem mag onder geen voorwaarde worden veranderd.
Dit is met name van groot belang tijdens het verwijderen van de
catheter uit de verpakking, het verwijderen van het beschermhulsje,
het plaatsen op de guide wire en het opschuiven door de roteerbare
adapter met hemostatische klep en de aansluiting van de guiding
catheter. Manipulatie, bijvoorbeeld het roteren van de gemonteerde
stent, kan er toe leiden dat de stent losraakt van de plaatsingsballon.
7.1. Prepareren van het stentplaatsings-systeem
1.
Neem de SDS en het omhulsel op steriele wijze uit de
verpakking en leg deze in het steriele veld.
2.
Trek de catheter voorzichtig uit het omhulsel.
3.
Verwijder voorzichtig de beschermdop.
4.
Controleer de stent visueel of de crimping uniform is, of er
geen struts uitsteken en of deze goed is gecentreerd op de
ballon. Controleer de huls of deze uniform is, of er nergens iets
MGuard Prime
|
PAC-0318-V4
uitsteekt en of deze goed is gecentreerd op de stent. Gebruik
het instrument niet als er een afwijking wordt waargenomen.
7.2. Spoelen van het lumen van de guide wire
1.
Sluit een injectiespuit gevuld met een steriele zoutoplossing
aan op het distale uiteinde van de katheter en spoel het lumen
van de voerdraad door met behulp van een spoelnaald.
2.
Verwijder de injectiespuit.
3.
Vermijd manipulatie van de stent tijdens het verwijderen uit de
verpakking en het spoelen van het lumen van de guide wire.
4.
Blaas de ballon niet eerder op dan tijdens het ontplooien
van de stent. Pas de verderop beschreven techniek voor het
vullen van de ballon toe.
Let op: Oefen geen negatieve druk op de catheter uit voordat de
stent op de plaats van de laesie is gelegd. Daardoor kan de stent
voortijdig van de catheter losraken.
7.3. Insertie
1.
Inspecteer de plaatsing van de stent voorafgaand aan het
inbrengen via de hemostatische klep
2.
Plaats de hemostatische klep op de Luer lock-connector van
de guiding catheter die in het vat is gelegd.
3.
Als de coronary guide wire nog niet door de laesie is gelegd
moet onder fluoroscopische controle een 0,014" (0,36 mm)
guide wire door de laesie worden gelegd met gebruikmaking
van standaard PCI-technieken.
4.
Leg het proximale uiteinde van de guide wire in de distale punt
van de catheter.
5.
Schuif de SDS voorzichtig door de hemostatische klep en
voer de catheter op.
Let op: Zorg ervoor dat de hemostatische klep volledig open
staat voordat het plaatsingssysteem wordt ingebracht, omdat het
gedeeltelijk openstaan van de klep er toe kan leiden dat de stent
wordt beschadigd of verschuift ten opzichte van de centrale locatie
op de dilatatieballon.
6.
Voer, onder fluoroscopische controle, de stent en de SDS
zorgvuldig op door de guiding catheter tot in de coronairarterie
waarbij de guide wire tot aan de laesie in het vat wordt gevolgd.
7.
Positioneer de stent ter plaatse van de laesie, waarbij de radiopaque
markeringen op de balloncatheter dienen als referentiepunten
voor een nauwkeurige plaatsing ter plaatse van de laesie.
Let op: Als enige weerstand voelbaar is wanneer de catheter uit
het uiteinde van de guiding catheter wordt geduwd moet worden
nagegaan wat de oorzaak daarvan is. Wanneer de oorzaak niet
Dutch
41