moet met het oog worden gecontroleerd of de male luer niet doordringt
tot de eenrichtingsklep.
VENEUZE AFNAMELIJN: verwijder de beschermdop van de luer connector in
de buurt van de veneuze uitgang (fig. 2, ref. 14). Verbind hiermee de male luer
van de veneuze afnamelijn van het oploopstuk.
7) AANSLUITING VAN DE TEMPERATUURVOELERS
De aansluiting voor de arteriële temperatuurvoeler (rood – fig. 2, ref. 9) bevindt
zich in de buurt van de arteriële uitlaat, terwijl de veneuze voelerhouder (blauw
– fig. 2, ref. 10) zich aan de kant van de veneuze inlaat bevindt. Het artikelnr.
van de temperatuurvoelers van SORIN GROUP ITALIA is 09026.
8) CONTROLE OF DE KRAAN VAN DE RECIRCULATIE-
/AFTAPLIJN GESLOTEN IS
Sluit de kraan van de recirculatie-/aftaplijn (zie het diagram op het etiket).
9) AANSLUITING VAN DE GASLIJN
Haal het groene kapje van de gasinlaataansluiting die met "GAS INLET" (fig. 2,
ref. 11) is aangegeven af en sluit er een gaslijn van 1/4" op aan. Het gas moet
toegevoerd worden door een speciale lucht-/zuurstofmenger zoals de Sechrist
artikelnr. 09046 (verkrijgbaar bij SORIN GROUP ITALIA) of een systeem dat
soortgelijke technische eigenschappen heeft. In het midden van de "GAS
ESCAPE" aansluiting (fig. 2, ref. 12) treft u de aansluiting aan voor een
capnograaf.
- Het "GAS ESCAPE" systeem is vervaardigd met het doel om elk
mogelijk verstoppingsrisico van de gasuitlaat te vermijden; indien de
gasuitlaat namelijk verstopt zou raken zou er onmiddellijk lucht in het
bloedcompartiment terechtkomen.
- SORIN GROUP ITALIA adviseert het gebruik van een lucht-
belopvangsysteem of een filter op de arteriële lijn om het risico een
embolie bij de patiënt te veroorzaken te vermijden.
10) VLUCHTIGE ANESTHETICA
De oxygenator is geschikt voor gebruik met de vluchtige anesthetica isofluraan
en sevofluraan, door middel van een geschikte verdamper van narcosegassen.
Als deze vluchtige anesthetica worden gebruikt, moet een methode om het gas
uit de oxygenator te spoelen in beschouwing worden genomen. Het protocol,
de concentratie en de bewaking van de anesthetica die aan de patiënt worden
toegediend, zijn uitsluitend voor verantwoordelijkheid van de arts die
verantwoordelijk is voor de behandeling.
De enige vluchtige anesthetica die geschikt zijn voor dit gebruik zijn
isofluoraan en sevofluoraan.
De methodes toegepast voor het spoelen van vluchtige anesthetica
mogen op geen enkele wijze het drukniveau bij de oxygenatorvezels
verhogen of verlagen.
F. VUL- EN RECIRCULATIEPROCEDURE
Gebruik geen vuloplossing op alcohol-basis: hierdoor kan de goede werking
van de oxygenatiemodule aangetast worden.
1) HOUD DE GASFLOW UITGESCHAKELD
2) HOUD DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN VAN DE
OXYGENATOR GESLOTEN
Controleer of de kraan op de recirculatie-/aftaplijn dicht is.
3) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN AFSLUITEN
Sluit de veneuze lijn af. Sluit de arteriële lijn af op enkele centimeters afstand
van de arteriële uitlaataansluiting van de oxygenator.
4) CONTROLE VAN DE WARMTEWISSELAAR
Controleer nogmaals of de warmtewisselaar intact is en ga na dat er geen
water lekt.
5) HET VENEUZE RESERVOIR VULLEN
Borg alle zuiglijnen die op het cardiotomiereservoir zijn aangesloten. Vul het
cardiotomiereservoir met voldoende vloeistof en verzeker u ervan dat de
bedoelde hematocriet wordt verkregen, waarbij u rekening moet houden met
het volgende:
-
het statische vulvolume van de oxygenator bedraagt 160 ml;
-
de slang van 3/8" heeft een inhoud van 72 ml/m;
-
de slang van 1/2" heeft een inhoud van 127 ml/m.
Sluit de uitlaatslang van het veneuze reservoir af. Om het veneuze reservoir
te vullen of als de inhoud van het cardiotomiereservoir niet voldoende is (1200
ml), dan moet u de aansluiting naar het reservoir toe openen door de
verbindingsklep (fig. 2, ref. 3) die aan de bovenkant van het cardiotomiere-
40
servoir is aangebracht omhoog te doen (geopende stand).
6) HET SYSTEEM VULLEN
- De druk in het bloedcompartiment van de oxygenatiemodule mag de
100 kPa (1 bar / 14 psi) niet overschrijden.
Sluit de uitlaat van het veneus reservoir en haal het pompsegment af van de
kop van de arteriële pomp. Doe de klem waarmee het wordt afgesloten
langzaam open en vul het pompsegment door het net zo hoog te houden als
het veneuze reservoir. Laat het slanggedeelte dat nog gevuld moet worden
omlaag zakken, de lucht die daarin zit wordt naar de oxygenator geleid. Het
volledig vullen van de oxygenatiemodule gebeurt door middel van de
zwaartekracht. Als de D905 EOS gevuld is, plaats dan het pompsegment in de
arteriële pomp.
7) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Haal de klemmen van de veneuze en de arteriële lijn af en verhoog de flow tot
2000 ml/min.
8) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN OPENEN
Nadat de stappen tot en met punt 7 zijn uitgevoerd moet u de snelheid van de
arteriële pomp verhogen totdat de flow de max. waarde van 5 l/min bereikt.
Draai de kraan van de recirculatie/aftaplijn gedurende enkele seconden open
zodat de recirculatie/aftaplijn van de oxygenator wordt gevuld.
9) DE LUCHT UIT HET SYSTEEM LATEN ONTSNAPPEN
Tijdens deze fase moet op heel het systeem geklopt worden om ervoor te
zorgen dat de microluchtbellen van de wanden van de slangen loslaten. Na
enkele minuten waarin de flow op een hoog niveau moet worden gehouden zal
alle aanwezige lucht afgevoerd zijn.
10) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN SLUITEN
Na 3-5 minuten recirculatie waarin de flow op een hoog niveau wordt
gehouden zal alle lucht afgevoerd zijn en kunt u de recirculatie-/aftaplijn door
middel van de betreffende kraan sluiten.
11) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN AFSLUITEN
- Gebruik tijdens de vulfase geen pulserende flow.
- Controleer of de dosering van de anticoagulans in het systeem juist is
alvorens met de bypass te beginnen.
- SORIN GROUP ITALIA adviseert gebruik te maken van de
snelheidsregelaar van de pomp om de arteriële flow langzaam te
verminderen of te stoppen.
- Gebruik de aan-/uitschakelaar van de pomp niet totdat de snelheid van
de pomp nul bedraagt.
- Als het verloopstuk D523C en een systeem op de coronaire
uitlaataansluiting is aangesloten moet u controleren of het systeem
gevuld is.
- Sluit de lijn met een klem enkele centimeters na de uitlaat af.
- Breng geen negatieve druk op de coronaire uitlaataansluiting aan.
Door een negatieve druk kunnen er in het bloedcompartiment namelijk
microgasbellen worden gevormd.
G. MET DE BYPASS BEGINNEN
1) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Haal eerst de klem van de arteriële lijn af en daarna van de veneuze lijn. Start
de bypass met een bloedflow die geschikt is met het oog op de omvang van de
patiënt. Houd het bloedpeil in het veneuze reservoir constant in de gaten.
2) CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE
WARMTEWISSELAAR
Controleer de temperatuur van het veneuze en het arteriële bloed.
3) KEUZE VAN DE GESCHIKTE GASFLOW
De gas-/bloedverhouding die bij een normale lichaamstemperatuur wordt
geadviseerd is 1:1 met een Fi0
- Schakel altijd eerst de bloedflow en daarna de gasflow in. De gas-
/bloedverhouding mag nooit meer zijn dan 2:1.
- De druk in het bloedcompartiment moet altijd hoger zijn dan de druk in
het gascompartiment; dit om de vorming van gasbellen in het
bloedcompartiment te voorkomen.
4) BLOEDGASANALYSE
Enkele minuten nadat de bypass gestart is, moet het gasgehalte in het bloed
gecontroleerd worden. Afhankelijk van de vastgestelde waarden moet u de
betreffende parameters als volgt afstellen:
NL – NEDERLANDS
van 80:100%.
2