1. Steek de laadstekker (voertuigzijde) in de oplaa-
daansluiting (voertuigzijde).
–
Er wordt verbinding gemaakt met het voer-
tuig.
–
toets LAADSTATUS brandt geel.
–
controlelampje 50%, 100% of ener-
giemanager brandt groen.
–
Als er verbinding is gemaakt met het voer-
tuig:
–
controlelampje ENERGIEMANA-
GER,
controlelampje HUISAANSLUI-
TING en
controlelampje VOERTUIG knip-
peren 1 x groen.
–
toets LAADSTATUS en controle-
lampje 50%, 100% of energiemanager
branden groen.
2. Het laadproces start automatisch.
toets LAADSTATUS pulseert groen.
Als er geen bediening plaatsvindt via de la-
der of webtoepassing, gaat de lader na 10
minuten naar de standby-modus. De lampen
branden niet meer.
Het voertuig wordt nog steeds geladen.
Informatie
De lader gaat na 10 minuten naar de stand-bymodus
als de stand-bymodus is geactiveerd in Web Applica-
tion van de lader en er geen andere bediening plaats-
vindt via de lader of de webtoepassing. U kunt de la-
der daarna niet meer bereiken via de webtoepassing.
U activeert de rustmodus om stroom te besparen. U
kunt deze functie in de webtoepassing van de lader
deactiveren.
278
Laden pauzeren
Informatie
−
Het laadproces wordt nu door het voertuig aan-
gestuurd. Het laadproces kan alleen worden af-
gebroken via het voertuig of door de lader zelf in
geval van een storing.
−
Bij een hoge temperatuur van de lader wordt
het laadvermogen verminderd. Een thermische
beveiliging onderbreekt zo nodig het laadproces
om oververhitting te voorkomen.
g Zie het hoofdstuk "Bedrijfsstoringen" op pa-
gina 283.
Door de aansturing door het voertuig kan er een laad-
pauze optreden, bijvoorbeeld om het stroomverbruik
te optimaliseren.
Het voertuig hervat het laden vanzelf weer. Het laad-
proces kan bij het voertuig worden gestopt.
Laden be indigen
b Het laadproces is succesvol afgesloten.
e
Trek de laadstekker uit de oplaadaansluiting
(voertuigzijde).
toets LAADSTATUS brandt wit.
Het voertuig is niet meer verbonden.
Laadstroombegrenzing
De maximaal beschikbare laadstroom hangt af van
de aangesloten kabeltypes. De lader herkent automa-
tisch de spanning en de beschikbare stroomsterkte.
De laadstroom kan ook worden gereduceerd door
andere aanwezige verbruikers in de huisinstallatie,
bijvoorbeeld door een elektrische verwarming of een
boiler. Neem bij onduidelijkheden contact op met een
gekwalificeerde elektricien.
Bij gebruik van een huishoudelijke contactdoos (g
p. 269) wordt de laadstroom bij levering begrensd op
50%, om oververhitting van de elektrische installatie
te voorkomen.
U kunt handmatig het gewenste laadvermogen in-
stellen met de toets LAADSTATUS. Als de lader met
de energiemanager is verbonden, kan de manager de
besturing overnemen.
Aardingsbewaking
Elektrische schok, kort-
GEVAAR
sluiting, brand, explosie,
vuur
Als de lader zonder actieve aardingscontrole wordt
gebruikt, kan dit kortsluiting, elektrische schokken,
explosies, brand of brandwonden veroorzaken.
e
Gebruik de lader bij voorkeur met lichtnetten die
zijn geaard.
e
Deactiveer de aardingscontrole alleen bij niet-
geaarde lichtnetten.
e
Activeer de aardingscontrole bij geaarde licht-
netten.