4.4.2
Ingangen/ uitgangen van het geavanceerde display
Signaal
+10-36V voeding
GND voeding
+ voeding sensor
GND voeding sensor
Ingang A2
Ingang A1
Ingang OK
RS485 A
RS485 B
RS485 GND
Ingang signaal RM
4.4.3
Voeding aansluiten
•
Kies een voedingspunt (achter slot) op het voertuig, met een spanning tussen 10VDC en 36VDC(*).
•
Sluit de voeding van de MiniMind display d.m.v. de RODE (plus) en ZWARTE (min) draden op het gekozen voedingspunt aan.
(*) Indien er geen voedingspunt, met een spanning lager dan 36VDC (achter slot), beschikbaar is, dan dient er een
spanningstransformator te worden ingezet.
4.4.4
Achteruitsignaal aansluiten
•
Kies een voltagepunt op het voertuig tussen10VDC en 36VDC(*), terwijl de achteruitversnelling ingeschakeld is.
•
Sluit de LICHTBLAUWE draad van het MiniMind display op het voltagepunt aan.
(**) Indien er geen achteruit-spanning, lager dan 36VDC, beschikbaar is, dan dient er een relais met een adequate spoelspanning, of
een mechanische schakelaar, worden ingezet.
4.4.5
Kabel van CySens sensor aansluiten
•
Sluit de kabel van de sensor aan op de kabel van het display, conform het aansluitschema uit deze handleiding.
2.11.
Sensor CySens installeren
Afbeelding 73: Sensor CySens
Het schema hieronder (Figura 14) geeft de ideale inbouwmaten weer voor het monteren van de sensor.
Het apparaat dient op ongeveer 110 cm vanaf de grond en centraal (t.o.v. de breedte) te worden gemonteerd. Deze afstand is de
ideale afmeting om te voorkomen dat de sensor de grond detecteert.
Wij raden aan om de draad aan de voorzijde van de sensor binnen de contouren van het voertuig te houden om het risico op
onbedoelde botsingen te voorkomen.
Beschrijving
Ingang voeding 10-36V algemeen
Ingang GND voeding 10-36V algemeen
Uitgang voeding 10-36V sensor sensor
Uitgang GND voeding 10-36V algemeen
Ingang signaal A2 sensor S1
Ingang signaal A1 sensor S1
Ingang signaal OK sensor S1
I/O Bus RS485 "A"
I/O Bus RS485 "B"
I/O Bus RS485 "GND"
Ingang signaal activering (achteruit)
4.5.1
Bij het monteren van de sensor (Afbeelding 13) aan boord van het voertuig,
dient u met het volgende rekening te houden:
• de sensor moet zo beschermd mogelijk tegen schokken worden
gemonteerd;
• de zenders TX en ontvanger RX moeten absoluut niet worden ingedrukt;
een eventuele misvorming kan de werking hiervan ernstig verstoren;
• de sensor moet zodanig gemonteerd worden dat er geen vaste delen van
het voertuig (bijv. stijlen) binnen het bereik komen te staan;
• de kabel moet zo goed mogelijk weggewerkt en bevestigd worden om
zodoende beschermd te zijn tegen het per ongeluk stoten of trekken,
waardoor de kabel zou kunnen beschadigen.
Sensor monteren
Pagina 119
MNL.000001
Kleur
Kleur
(afkorting)
RD
Rood
BK
Zwart
BN
Bruin
BU
Blauw
WH
Wit
YE
Geel
GN
Groen
OG
Oranje
VT
Paars
GY
Grijs
TQ
Lichtblauw
Rev.03 25.09.2019