Afhankelijk van de testgasconcentratie toont het apparaat bij overschrijding
van de alarmgrenzen de gasconcentratie afwisselend met » A1 « of » A2 «.
6.
Sluit de klep van de testgascilinder en verwijder het apparaat uit de
kalibratiecradle.
Om de responstijden te controleren t90 testgas via de kalibratiecradle naar
de X-am toevoeren. Resultaten controleren aan de hand van de
specificaties in de tabel in de bijgevoegde aanvullende documentatie
(bestelnr. 90 33 890) tot aan 90 % van de eindaflezing.
Het display toont na de bumptest (menu) een printersymbool, ook als er
geen printer op het Bump-Test-Station is aangesloten.
6.10
Kalibratie
Apparaat- en kanaalfouten kunnen ertoe leiden dat kalibratie niet mogelijk is.
Dräger adviseert om bij kalibratie van vervangingsgassen de uitgebreide
bumptest toe te passen (zie Technisch handboek Dräger X-dock).
6.10.1
Verse lucht kalibratie uitvoeren
Apparaat met verse lucht kalibreren, vrij van meetgassen of andere storende
gassen. Bij de verse lucht kalibratie wordt het nulpunt van alle sensoren (met
uitzondering van de DrägerSensor XXS O
DrägerSensor XXS O
XXS CO
op 0,03 Vol% gezet
2
De verse lucht kalibratie/nulpuntinstelling wordt niet ondersteund door de
DrägerSensor XXS O
pc-software Dräger CC-Vision worden uitgevoerd. Hierbij moet een geschikt
nulgas worden gebruikt, dat vrij is van ozon (bijv. N
1.
Apparaat inschakelen.
2.
3 keer op de [ + ]-toets drukken , het symbool voor verse lucht kalibratie
»
« verschijnt.
Op de [OK]-toets drukken om de verse lucht kalibratie te starten.
3.
De meetwaarden knipperen.
wordt de weergave op 20,9 Vol% en bij de DrägerSensor
2
. Een nulpuntkalibratie van deze sensor kan met de
3
en XXS CO
) op 0 gezet. Bij de
2
2
).
2
Bedrijf
nl
143