OBJ_BUCH-3181-006.book Page 93 Thursday, April 12, 2018 9:20 AM
USB-interface
Gegevensoverdracht via USB-interface
Via de micro-USB-aansluiting van het meetgereedschap kan
de gegevensoverdracht naar bepaalde apparaten met USB-
interface gebeuren (bijv. computer, notebook).
Verbind het meetgereedschap via de micro-USB-kabel met
uw computer of notebook. Het besturingssysteem op uw
computer of notebook herkent automatisch het meetgereed-
schap als schijfstation.
Opmerking: Zodra het meetgereedschap via de micro-USB-
kabel met een computer of notebook verbonden is, wordt de
Li-Ion-accu opgeladen. Afhankelijk van de hoogte van de laad-
stroom varieert de laadtijd.
Tips voor de werkzaamheden
Meer informatie vindt u op de Bosch productpagina.
Het meetgereedschap is met een radio-interface uitge-
rust. Lokale gebruiksbeperkingen, bijv. in vliegtuigen
of ziekenhuizen moeten in acht genomen worden.
Algemene aanwijzingen
De ontvangstlens 20, de uitgang van de laserstraal 18 en de
camera 19 mogen bij een meting niet afgedekt zijn.
Het meetgereedschap mag tijdens een meting niet bewogen
worden. Leg daarom het meetgereedschap het best tegen
een vast aanslag- of steunvlak.
Invloeden op het meetbereik
Het meetbereik hangt van de lichtomstandigheden en de re-
flectie-eigenschappen van het doeloppervlak af. Gebruik voor
betere zichtbaarheid van de laserstraal bij sterk omgevings-
licht de geïntegreerde camera 19, de laserbril 26 (accessoi-
re) en het laserrichtplaatje 25 (accessoire), of verduister het
doeloppervlak.
Invloeden op het meetresultaat
Vanwege bepaalde eigenschappen van materialen kunnen bij
metingen op sommige oppervlakken foutmetingen niet wor-
den uitgesloten. Daartoe behoren:
– transparante oppervlakken zoals glas en water,
– spiegelende oppervlakken zoals gepolijst metaal en glas,
– poreuze oppervlakken zoals isolatiemateriaal,
– oppervlakken met een structuur, zoals pleisterwerk en na-
tuursteen.
Gebruik indien nodig op deze oppervlakken het laserdoelpa-
neel 25 (toebehoren).
Foute metingen zijn bovendien mogelijk op doeloppervlakken
waarop schuin wordt gericht.
Ook kunnen luchtlagen met verschillende temperaturen of in-
direct ontvangen weerspiegelingen de meetwaarde beïnvloe-
den.
Nauwkeurigheidscontrole en kalibratie van de hellingme-
ting (zie afbeelding H)
Controleer regelmatig de nauwkeurigheid van de hellingme-
ting. Dit gebeurt door een omslagmeting. Leg daarvoor het
meetgereedschap op een tafel en meet de helling. Draai het
meetgereedschap 180 ° en meet opnieuw de helling. Het aan-
gegeven verschil mag maximaal 0,3 ° bedragen.
Bosch Power Tools
Bij grotere afwijkingen moet u het meetgereedschap opnieuw
kalibreren. Kies hiervoor
in de instellingen. Volg de in-
CAL
structies op het display.
Na sterke temperatuurveranderingen en na stoten raden we u
een nauwkeurigheidscontrole aan en evt. een kalibratie van
het meetgereedschap. Na een temperatuurverandering moet
het meetgereedschap zich een tijdje aan de temperatuur aan-
passen voor een kalibratie plaatsvindt.
Nauwkeurigheidscontrole van de afstandsmeting
U kunt de nauwkeurigheid van het meetgereedschap als volgt
controleren:
– Kies een onveranderbaar meettraject van ca. 3 tot 10 m
lengte, waarvan u de lengte precies kent (bijv. breedte van
een ruimte, deuropening). De meting moet onder gunstige
omstandigheden worden uitgevoerd, d.w.z. dat het meet-
traject in de binnenruimte moet liggen met zwakke achter-
grondverlichting en dat het doeloppervlak van de meting
glad en goed reflecterend moet zijn (bijv. een witgeverfde
wand).
– Meet het traject 10 keer na elkaar.
De afwijking van de individuele metingen van de gemiddelde
waarde mag maximaal ±2 mm over het volledige meettraject
bij gunstige voorwaarden bedragen. Noteer de metingen om
op een later tijdstip de nauwkeurigheid te kunnen vergelijken.
Nauwkeurigheidscontrole en kalibratie van de doelindica-
tie (dradenkruis)
Controleer regelmatig de nauwkeurigheid van de uitlijning van
de laser en de doelindicatie.
– Kies een licht, indien mogelijk zwak verlicht oppervlak
(bijv. een witte wand) op minstens 5 m afstand als doel.
– Controleer of de laserpunt binnen de doelindicatie op het
display ligt.
Als de laserpunt niet binnen de doelindicatie ligt, moet u de
doelindicatie opnieuw kalibreren.
Kies hiervoor
in de instellingen. Volg de instructies op het
CAL
display.
Werkzaamheden met het statief (toebehoren)
Het gebruik van een statief is vooral bij grotere afstanden
noodzakelijk. Zet het meetgereedschap met de 1/4"-schroef-
draad 17 op de snelwisselplaat van het statief 27 of een in de
handel verkrijgbaar fotostatief. Schroef het met de vastzet-
schroef van de snelwisselplaat vast.
Stel het referentieniveau voor metingen met statief in de in-
stellingen in (referentieniveau statief).
Oorzaken en oplossingen van fouten
Oorzaak
Temperatuurwaarschuwing knippert, meting niet moge-
lijk
Meetgereedschap is buiten de be-
drijfstemperatuur van –10 °C tot
+45 °C (in de functie permanente
meting tot +40 °C).
Nederlands | 93
Oplossing
Wacht tot het meetge-
reedschap bedrijfstem-
peratuur bereikt
1 609 92A 4F4 | (12.4.18)