NL
ONDERHOUD
LET OP! Laat de unit volledig afkoelen voordat u onderhoud uitvoert. Schakel de compressor uit met de aan/uit-schakelaar en
haal dan de stekker uit het stopcontact.
Verwijder lucht en condensaat uit het reservoir zoals verderop in de handleiding "Condensaat uit het reservoir verwijderen" wordt
beschreven. Dit moet grondig gebeuren en na elk gebruik van de compressor. Anders kan het water de tank doen roesten, wat
hem zal beschadigen. Neerslag van water uit de lucht is een natuurlijk verschijnsel dat gepaard gaat met temperatuurveranderin-
gen. Daarom mag u niet nalaten de tank leeg te maken. De compressortank kan niet worden gelast of gerepareerd. Als de tank
beschadigd blijkt te zijn, neem dan contact op met het geautoriseerde servicecentrum van de fabrikant; start een beschadigde
compressor niet op.
Reinig de behuizing met een licht vochtige doek en veeg deze daarna droog. Reinig de omgeving van de luchtinlaat en -uitlaat
met een persluchtstraal met een druk van maximaal 0,3 MPa. Ventilatieopeningen kunnen ook worden gereinigd met een borstel
of een borstel met een zachte kunststof borstelharen. Voor de reiniging geen alcohol, oplosmiddelen, zuren of bijtende middelen
gebruiken. Na het reinigen en het uitvoeren van het nodige onderhoud en de nodige service is de compressor klaar voor gebruik
of opslag. Alle andere onderhouds- en servicewerkzaamheden die niet in de gebruiksaanwijzing worden beschreven, moeten
worden uitgevoerd door een erkend servicecentrum van de fabrikant. Als u merkt dat de compressor niet goed werkt of dat er
onderdelen versleten zijn, waardoor het apparaat minder goed werkt, voer dan zelf geen reparaties uit en start de beschadigde
compressor niet op. Neem voor reparatie contact op met het geautoriseerde servicecentrum van de fabrikant.
DAGELIJKS ONDERHOUD
LET OP! Laat het apparaat volledig afkoelen voor onderhoud. Schakel de compressor uit met de aan/uit-schakelaar en haal dan
de stekker uit het stopcontact.
Controleer na de eerste 50 uur of alle schroefverbindingen goed vastzitten, vooral de schroeven in de kop en de compressorbe-
huizing.
Evacuatie van condensaat uit de tank (IX)
Nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd, wordt aanbevolen om het drukvat dagelijks te legen van oliecondensaat, water en
vaste deeltjes via de klep. Schakel de compressor uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u met het aftappen begint.
Laat de tank leeglopen, bijvoorbeeld met een blaaspijp. Richt het blaaspistool op een veilige plaats (uit de buurt van mensen en
dieren) en haal de trekker over tot het reservoir leeg is. Plaats vervolgens een platte schaal onder de aftapplug. Draai de con-
densaataftapplug linksom los onder de tank. Nadat het condensaat uit de tank is afgetapt, moet de aftapplug voorzichtig worden
vastgedraaid. Giet condensaat niet in de bodem, rivier, meer of riolering. Voer het condensaat af naar een inzamelpunt voor
milieugevaarlijke stoff en.
Olie verversen
Bij een apparaat met onderdeelnummer YT-23300, YT-23305 moet de olie in de compressor worden ververst na elke 50 be-
drijfsuren van de compressor of wanneer u aan het oog van de olie-indicator merkt dat de olie overbelast is (zwart). Gebruik een
luchtcompressorolie met een viscositeit van SAE 15W40 voor de compressor.
Bij een apparaat met onderdeelnummer YT-23310, YT-23320 moet de olie in de compressor eenmaal per jaar worden ververst
of wanneer u aan het oog van de olie-indicator merkt dat de olie overbelast is (zwart). Gebruik een luchtcompressorolie met een
viscositeit van SAE 15W40 voor de compressor.
Om de olie te verversen, schakelt u de compressor uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Bereid een geschikt bakje voor en
plaats dit onder de olieaftapplug (V) zodat er geen olie op de compressoronderdelen en de grond terechtkomt als de tank geleegd
wordt. Draai met een sleutel de olieaftapplug los. Als de olie niet helemaal wegloopt, kunt u de compressor iets kantelen. Nadat
het oliereservoir is geleegd, moet de olieaftapplug worden losgedraaid. Giet er nieuwe olie in zodat het peil in het midden van het
gaas staat. Het mengen van verschillende soorten olie is verboden. Als het oliepeil te laag is (onder de bodem van het kijkglas),
bestaat het risico dat de pomp vastloopt.
Een te hoog oliepeil (bovenkant van het kijkglas) of het gebruik van het verkeerde type olie brengt het risico met zich mee dat er
olie met de lucht in het pneumatische netwerk terechtkomt. Giet geen olie in de bodem, rivier, meer of riolering. Lever de gebruikte
olie in bij een inzamelpunt voor milieugevaarlijk afval.
Veiligheidsklep (X)
In de fabriek is de veiligheidsklep ingesteld op de maximaal toegestane druk in de compressortank. Zelfafstelling van de veilig-
heidsklep is verboden. Als het veiligheidsventiel niet goed werkt, neem dan contact op met het geautoriseerde servicecentrum van
de fabrikant. Controleer elke ongeveer 30 bedrijfsuren, of minstens 3 keer per jaar, of de klep goed werkt. Schakel de compressor
uit en haal de stekker uit het stopcontact. Draai de geperforeerde uitlaatmoer van de veiligheidsklep linksom los. Trek de moer
voorzichtig met de palm van je hand naar buiten. Als het ventiel lucht doorlaat, betekent dit dat het goed werkt. Draai de geperfo-
reerde moer vast door rechtsom te draaien. Zorg ervoor dat de dop correct is vastgeschroefd.
O O R S P R O N K E L I J K E
I N S T R U C T I E S
83