NL
3 Hendel voor snelheidsstanden/vastzetrem
Snelheid (afb. 3a):
Lage snelheid
= hendel op „1".
Hoge snelheid
= hendel op „6" of „7" (optioneel).
Snelheid verhogen
= verstel de rijstanden zonder bediening van het
koppelings- en rempedaal.
Snelheid verlagen
= verstel de rijstanden met bediening van het
koppelings- en rempedaal (half indrukken).
Vastzetrem (afb. 3b):
De parkeerrem activeren: koppelings- en rempe-
daal helemaal indrukken. Hendel voor snelheids-
stand op
duwen. De parkeerrem losmaken:
Koppelings-/rempedaal helemaal indrukken.
Hendel naar een snelheidsstand duwen.
4 Rijrichtinghendel
Instellingen mogen alleen worden uitgevoerd als
de machine stilstaat. Druk hiervoor het rempedaal
helemaal in en houd het ingedrukt.
Vooruit = hendel op „F/
Vrijloop = hendel op „N"
Achteruit = hendel op „R/
5 Uitwerpkanaal
Maaigoed naar grasvanger leiden.
6 Hendel voor maaihoogte-instelling
Met de hendel de verschillende maaihoog-
testanden instellen (1 tot max. 5 - afhankelijk van
model).
Stand 1 = laagste maaihoogte – snijmechanisme
helemaal omlaag.
Stand 5* = hoogste maaihoogte – snijmechanisme
helemaal omhoog.
(* Afhankelijk van model. Hoogste getal komt
overeen met de hoogste maaihoogte).
7 PTO-hendel
Met de PTO-hendel wordt het snijmechanisme
mechanisch in-en uitgeschakeld.
Snijwerk uitschakelen
= hendel uit uitsparing duwen en helemaal naar
achter trekken.
Snijwerk inschakelen
= hendel langzaam naar voren duwen en in de
uitsparing vergrendelen.
8 Olievulopening
Olie bijvullen en oliepeil controleren.
9 Tankdop
Tanken.
10 Aanhangvoorziening (afhankelijk van model)
Gebruik alleen bij verwijderde grasopvangvoorziening
mogelijk.
11 Grasvanger
Maaigoed opnemen.
12 Accu
13 Accuoplaadaansluiting
(afhankelijk van uitvoering)
Voor het aansluiten van een apart verkrijgbaar
accu-laadapparaat.
46
"
"
14 Gashendel (afhankelijk van de uitvoering)
Motortoerental traploos instellen.
Hoog motortoerental =
Laag motortoerental =
15 Choke (afhankelijk van uitvoering)
Om een koude motor te starten, trekt u de choke
uit (15a) of zet u de gashendel in de stand
(15b).
16 Blikjeshouder
Bediening
Ook de aanwijzingen in het motor handboek
opvolgen!
Gevaar
Verwondingsgevaar
Personen, kinderen of dieren mogen zich bij het
maaien nooit in de buurt van de machine bevinden.
Ze kunnen gewond raken door naar buiten geslin-
gerde stenen en dergelijke.
Kinderen mogen de machine nooit bedienen.
Wees bijzonder voorzichtig bij achteruit maaien
(machines met OCR-schakelaar). Er mogen zich
geen personen in het werkbereik van de machine
bevinden.
Maak de grasvanger nooit leeg terwijl de messen
draaien.
Bij het leegmaken van de grasvanger kunt u of
kunnen anderen gewond raken door naar buiten
geslingerd maaigoed.
Bij het maaien op steile hellingen kan de machine
kantelen en u kunt gewond raken. Rijd nooit dwars
op de helling, maar alleen omhoog en omlaag. Hel-
lingen alleen met een neiging van maximaal 20 %
berijden. Niet op de helling keren. Bij het maaien
van nat gras kan de machine wegglijden door ver-
minderde grip op de grond en kunt u vallen. Maai
alleen als het gras droog is.
Een te hoge snelheid leidt tot gevaar voor
ongevallen.
Houd voldoende afstand bij het maaien langs ran-
den, bijv. in de buurt van steile hellingen, onder
bomen of langs struiken en heggen.
Wees bijzonder voorzichtig als u bij het maaien
achteruit rijdt.
Controleer het terrein waar u de machine gebruikt
en verwijder alle voorwerpen die kunnen worden
meegenomen en weggeslingerd door de machine.
Als een voorwerp (bijv. een steen) door het mes
wordt geraakt of als de machine abnormaal begint
te trillen:
motor onmiddellijk uitzetten. Machine vóór verder
gebruik door een gespecialiseerde werkplaats op
schade laten onderzoeken.
Ga bij sikkelmaaiers nooit voor de grasuitwerpope-
ningen staan.
Houd nooit uw handen of voeten tegen of onder
draaiende onderdelen.
Bediening
.
.