Descargar Imprimir esta página

Lister WZG SG 3 Instrucciones De Uso página 43

Electrificador de cercas para pastos

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 28
overgangsplaatsen.
Tussen twee elekrische omheiningen en de omheining- en verbindingsdraden ervan
waarvan de spanningstoevoer via twee verschillende schrikdraadapparaten plaatsvindt,
moet een minimale afstand van 2,5 meter worden aangehouden. Wanneer de strook
tussen deze twee elektrische omheiningen als deel van een omheining moet worden
gesloten, moeten daarvoor materialen worden gebruikt, die bij aanraking niet elektrisch
geleiden.
Prikkeldraad mag bij elektrische omheiningen niet worden gebruikt.
Wanneer een niet stroomgeleidende prikkeldraadomheining extra door één of meer
stroomvoerende draden moet worden versterkt, moeten deze volgens de voorschriften
stabiel en goed geïsoleerd zijwaarts aan de omheiningslijn worden aangebracht.
Daarbij moet verticaal een minimumafstand van 150 mm ten opzichte van de niet
stroomgeleidende prikkeldraad worden aangehouden. De prikkeldraad moet op
regelmatige afstanden worden geaard.
De fabrieksvoorschriften voor de aarding van het schrikdraadapparaat moeten precies
worden opgevolgd.
Tussen de aardingselektroden van schrikdraadapparaten en andere aardingssystemen
van o.a. stroomoverdrachtkabels of telecommunicatiesystemen moet een
minimumafstand van 10 m worden aangehouden.
Stroomkabels van elektrische omheiningen die naar gebouwen lopen, moeten goed
geïsoleerd zijn van de geaarde delen van gebouwen. Een goede isolatie kan door het
gebruik van geïsoleerde hoogspanningskabels worden bereikt.
Onderaardse leidingen moeten door buizen lopen, die een voldoende
hoogspanningsisolatie garanderen of er moeten hoogspanningskabels worden gebruikt.
De geleiders en kabels moeten zo worden gelegd, dat bijv. dieren bij het wroeten of
banden die over de grond rijden, zoals van tractoren, de geleiders niet kunnen
beschadigen.
Kabels en geleiders voor schrikdraadapparaten mogen niet met stroomaanvoerkabels
en telefoon- en datacommunicatiekabels in dezelfde elektrische installatiebuizen
worden gelegd.
De geleiders van schrikdraadapparaten of elektrische omheiningen mogen als
bovengrondse leiding NIET via stroomtoevoer- of datacommunicatiekabels worden
gelegd. Ook de installatie van elektrische omheiningen onder bovengrondse
stroomaanvoerleidingen moet vermeden worden. Wanneer een kruising van deze
leidingen niet te vermijden is, moet de elektrische omheiningsleiding steeds onder de
bovengrondse stroomaanvoerleiding en bij de kruising met een rechte hoek ten
opzichte hiervan worden gelegd.
Als bovengronds gelegde geleider van elektrische omheiningen moet steeds de
voorgeschreven minimumafstand ten opzichte van de bovengrondse
stroomvoorzieningen worden aangehouden. Bij een nominale spanning van de
bovengrondse aanvoer van 1000 V moet een minimumafstand van 3 meter worden
aangehouden. Bij bovengrondse leidingen tussen 1000—33000 volt moet een
minimumafstand van 4 m en bij leidingen boven de 33000 volt een afstand van ten
minste 8 m worden aangehouden.
Leidingen van elekrische omheiningen, die als bovengrondse leiding worden gelegd,
mogen in de buurt van bovengrondse stroomvoorzieningsleidingen een hoogte van
meer dan 3 meter boven de grond NIET overschrijden. Als de spanning van de
bovengrondse aanvoer max.1000 V bedraagt, betreft deze begrenzing elektrische
omheiningsgeleiders die loodrecht gemeten ten opzichte van het aardoppervlak, met
NL
43

Publicidad

loading

Este manual también es adecuado para:

35-0520004