NL
een afstand kleiner dan 2 m naar de buitenste leiding van de bovengrondse
stroomvoorzieningsleiding lopen. Bij bovengrondse elektrische aanvoerleidingen voor
meer dan 1000 V geldt deze bepaling tot een afstand van 15 m van de buitenste rand
van de bovengrondse leiding horizontaal ten opzichte van het aardoppervlak gemeten.
Om vogels te verdrijven en bij omheiningen voor huisdieren (kleine dieren) en ook
elektrische omheiningen om dieren zoals koeien aan elektrische omheiningen te
gewennen, moeten schrikdraadapparaten met een gering vermogen en die voldoende
veiligheid bieden gebruikt worden.
Bij elektrische omheiningen, die het nestelen van vogels moeten voorkomen, moet de
aardingspool van het schrikdraadapparaat niet worden aangesloten. Bovendien moeten
waarschuwingsborden op die plaatsen worden aangebracht, waar de mogelijkheid
bestaat, dat mensen de omheiningsdraden zouden kunnen aanraken.
Op plaatsen waar een elektrische omheining voor dieren de openbare weg kruist,
moeten een niet-stroomgeleidende poort of vakkundig aangelegde trappen om over de
omheining te komen worden voorzien. Bovendien moeten op dergelijke plaatsen
passende waarschuwingsborden op de elektrische omheining worden aangebracht.
Op plaatsen waar elektrische omheiningen naast openbare wegen of straten lopen,
moet een elektrische omheining op regelmatige afstanden van waarschuwingsborden
worden voorzien, die op stabiele wijze aan de omheiningspalen, of aan draden moeten
worden aangebracht. De afmetingen van de waarschuwingsborden moeten ten minste
100 mm x 200 mm bedragen. Het waarschuwingsbord moet aan beide zijden een gele
achtergrondkleur hebben. Teksten zoals 'VOORZICHTIG ELEKTRISCHE OMHEINING'
en symbolen op het waarschuwingsbord moeten er in zwarte letters op staan.
De aanduiding op het waarschuwingsbord moet er bestendig zijn opgebracht en de
minimumhoogte moet 25 mm bedragen.
Alle op een elektrische omheining aangesloten en door het net gevoede apparaten
moeten over een isolatie tussen de elektrische omheining en het stroomnet beschikken,
die ten minste dezelfde beschermende klasse moet hebben, als de isolatie die voor het
schrikdraadapparaat is voorgeschreven (norm IEC 60335-2-76 § 14, 16 en 29 en ook
eventueel regionale wijzigingen zoals de in de norm EN 60335-2-76 voorgeschreven
minimumeisen voor isolatie). Sluit dus nooit een door het net gevoed apparaat op een
elektrische omheining aan, wanneer dit niet uitdrukkelijk in de gebruikshandleiding van
het apparaat is toegestaan. Let ook op hoofdstuk 2.2.: de apparaten moeten zo worden
geïnstalleerd dat ze tegen het weer beschermd zijn, wanneer ze niet voor het gebruik in
het buitengebied zijn bestemd en niet over de beschermingsgraad van ten minste IPX4
beschikken.
De eerder genoemde minimumeisen voor isolatie betreffen ook de laadapparaten
voor accugevoede schrikdraadapparaten. Indien in de bedrijfshandleidingen
voor schrikdraadapparaten niets anders is aangegeven, mag een
schrikdraadapparaat niet zijn aangesloten, terwijl de accu ervan met een door
het net gevoed acculaadapparaat wordt opgeladen.
44