Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen die
geleverd zijn door de firma Calpeda S.p.A. of door een
geautoriseerde dealer.
Verwijder of wijzig de door de fabrikant op het
apparaat aangebrachte plaatjes niet.
Het apparaat mag niet ingeschakeld worden in het geval
van defecten of beschadigde onderdelen.
De handelingen voor het gewone en buitengewone
onderhoud waarvoor (een deel van) het apparaat
gedemonteerd moet worden, mogen uitsluitend
worden
uitgevoerd
losgekoppeld van de stroom.
4.2. Veiligheidsmiddelen
Het apparaat is voorzien van een extern chassis van
roestvrij staal dat contact met interne delen verhindert.
4.3. Overige risico's
Het apparaat brengt, dankzij het ontwerp en de
gebruiksbestemming (bij het in acht nemen van het
NL
voorziene gebruik en de veiligheidsnormen) geen
overige risico's met zich mee.
4.4. Veiligheids- en informatietekens
Voor dit type product zijn geen tekens op het product
voorzien.
4.5. Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
In de fasen van installatie, inschakeling en onderhoud
adviseren wij de geautoriseerde operatoren om te
beoordelen welke middelen geschikt zijn voor de
beschreven werkzaamheden.
Bij
de
werkzaamheden
buitengewone onderhoud waar, is het gebruik van
beschermende handschoenen voorzien.
Teken
verplichte PBM
BESCHERMING VAN DE HANDEN
(handschoenen ter bescherming tegen een
chemisch, thermisch en mechanisch risico)
5. TRANSPORT EN VERPLAATSEN
Het product is verpakt om de inhoud te beschermen
tegen beschadigingen.
Tijdens het transport moeten zware objecten op het
apparaat vermeden worden.
De voertuigen voor het transport van het verpakte
apparaat moeten geschikt zijn voor wat betreft de
afmetingen en het gewicht van het gekozen product
(zie technische catalogus).
5.1. Verplaatsen
Verplaats de verpakking voorzichtig, want er mag niet
tegenaan gestoten worden.
Er mag geen ander materiaal op de verpakking
geplaatst worden om te vermijden de pomp beschadigd
zou worden.
Wanneer het gewicht meer dan 25 kg bedraagt,
moet de verpakking door twee personen tegelijkertijd
worden opgetild.
Hef de pomp/motor-unit langzaam, (par. 12.3 fig. 7).
Vermijd het risico van onbalans en omkantelen.
6. INSTALLATIE
6.1. Benodigde ruimte
Zie voor de benodigde ruimte van het apparaat de bijlage
"Benodigde ruimte"(zie technische catalogus).
6.2. Omgevingsvoorwaarden en afmetingen van
de installatieplaats
De
klant
moet
voorbereiden,
dat
overeenkomstig de constructie-eisen ervan (elektrische
aansluitingen, enz.) geïnstalleerd kan worden.
De ruimte waar het apparaat geïnstalleerd moet worden,
Pagina 40 / 64
nadat
het
apparaat
voor
het
gewone
de
installatieruimte
dusdanig
het
apparaat
correct
moet voldoen aan de voorwaarden van par. 3.2.
Het is ten strengste verboden om de machine te
installeren en in werking te stellen in een ruimte met
een potentieel ontploffingsgevaar.
6.3. Uitpakken
Controleer dat het apparaat tijdens het
i
transport niet beschadigd is.
Het verpakkingsmateriaal moet, nadat de machine
uitgepakt is, afgevoerd en/of hergebruikt worden
is
volgens de geldende normen van het land waarvoor
het apparaat bestemd is.
6.4. nstallatie
Installatievoorbeelden zie par. 12.3 fig. 1 en 2.
De pompen dienen geïnstalleerd te worden met de
rotoras horizontaal en pompvoeten naar beneden.
Plaats de pomp zo dicht mogelijk bij het aanzuigpunt.
Zorg voor ruimte rondom de pomp voor motorventilatie,
voor controle van asrotatie, voor afvullen en aftappen en
voor opvangmogelijkheid van de af te tappen vloeistof
(in het speciaal bij schadelijke of vloeistoffen met een
temperatuur hoger dan 60 °C).
6.4.1. Leidingen
Verzeker u voor montage ervan dat alle leidingen
schoon zijn.
LET OP: Zorg voor goede ondersteuning van
het leidingwerk en zorg ervoor dat de pomp niet
onder mechanische spanning in het leidingwerk
gemonteerd zit (par. 12.3 fig. 3). Eventuele trillingen in
het leidingwerk dienen de pomp niet te bereiken.
en
Bevestig de leidingen of koppelingen zodanig dat
er geen lekkage optreedt (par. 12.3 fig. 6). Indien de
koppelingen te strak worden aangedraaid, bestaat de
kans dat de pomp wordt beschadigd.
Bij het aandraaien van koppelingen dient u het pomphuis
vast te houden met een tweede sleutel. Verzeker u
ervan dat de aansluiting niet beschadigt door overmatig
hard aandraaien.
De leidingdiameters mogen niet kleiner zijn dan de
aansluitingen van de pomp.
6.4.2. Zuigleiding
Als de zuigleiding langer is dan 10 meter dan dient u
een leiding met een grotere interne diameter als het
aansluitpunt van de pomp te gebruiken.
De zuigleiding mag nooit kleiner zijn dan de pompaansluiting.
De zuigleiding dient volledig luchtdicht te zijn en op te
lopen naar de pomp. Dit laatste voorkomt de vorming
van luchtkamers in de leiding. As de pomp boven het
waterniveau wordt opgesteld (zuigbedrijf, par. 12.3 fig.
2), dan dient te allen tijde een voetklep met zuigkorf
gemonteerd te zijn.
Indien een flexibele zuigslang wordt gebruikt, dient
deze middels een spiraal versterkt te zijn.
Als het waterniveau hoger is dan de zuigzijde van de
pomp (positieve voordruk, par. 12.3 fig. 1) dan dient
een terugslagklep gemonteerd te worden. Als het water
uit een opslagtank gepompt moet worden dan dient
eveneens een terugslagklep gemonteerd te worden.
Volg de lokale verordeningen als de pomp als
drukverhogingspomp in het (drink)waterleidingnet wordt
toegepast.
Installeer een zuigfilter aan de zuigzijde van de pomp.
Hiermede voorkomt u dat er vaste delen in de pomp
terecht komen.
6.4.3. Persleiding
Monteer een schuifafsluiter in de pers om opbrengst,
druk en opgenomen vermogen te regelen. Monteer een
en
manometer.
Bij een opvoerhoogte van meer dan 15 meter dient er ter
voorkoming van waterslag een terugslagklep ingebouwd te
worden.
MXH Rev24 - Bedieningsvoorschrift