6.5. Elektrische aansluiting
OFF
De elektrische aansluiting moet uitgevoerd
worden door een gekwalificeerd elektriciën
overeenkomstig de plaatselijke verordeningen.
Volg alle veiligheidsinstructies.
De pompset dient op een juiste wijze geaard te zijn.
Verbind de aarde in de aansluitdoos met een gemerkt
teken
.
Vergelijk de frequentie en voltage met de waarden op
het typeplaatje en sluit de fasen aan overeenkomstig
het schema in de aansluitdoos.
LET OP: Geen metalen voorwerpen in de
kabelopening tussen aansluitdoos en stator
laten vallen, anders motor demonteren en
voorwerp verwijderen.
Wanneer de aansluitbox voorzien is van een
kabelwartel, gebruik flexibele elektrische kabel van het
type H07RN-F met artikel over de kabel niet minder
dan (par. 12.5 TAB 1).
Wanneer de aansluitbox is voorzien van een
doorvoerbus, sluit de elektrische kabel aan met behulp
van een mantel.
Bij gebruik in zwembaden, vijvers en soortgelijke
situaties, is het noodzakelijk dat een aardlekschakelaar
van maximaal 30 mA in de voeding wordt opgenomen.
Installeer een schakelaar waarbij elke fase van de
toevoer uitgeschakeld kan worden. De opening tussen
de contacten dient minimaal 3 mm te zijn.
Bij een 3-fase motor dient men een motorbeveiliging,
overeenkomstig met curve D de nominale motorstroom
te gebruiken.
1-fase MXHM, pompen zijn uitgevoerd met een
condensator en (voor 220 en 240 V, 50 Hz) met een
ingebouwde thermische beveiliging.
ATTENTIE:
Bij
frequentieregeling, de minimale frequentie mag
niet lager uitkomen op 25 Hz en in elk geval
de totale opvoerhoogte van de pomp mag niet
lager zijn dan 3 m.
7. INSCHAKELEN EN GEBRUIK
7.1. Controles alvorens in te schakelen
Het apparaat mag niet ingeschakeld worden wanneer
er beschadigde onderdelen zijn.
7.2. Eerste inschakeling
OFF
LET OP: Laat de pomp nooit drooglopen.
Start de pomp nadat deze volledig is gevuld met
vloeistof.
Als de pomp geplaatst is boven waterniveau
(zuigbedrijf par. 12.3 fig. 2) of wanneer de voordruk te
laag is (lager dan 1 m) om de terugslagklep te openen,
vul de pomp door de vulaansluiting (par. 12.3 fig. 4).
Als men werkt bij een positieve voordruk, vult men
de pomp door de zuigklep par. 12.3 fig. 2 langzaam
volledig te openen en houdt men de persklep open om
lucht te laten ontsnappen.
Alvorens te starten, controleer of de pomp met de
hand gedraaid kan worden. Voor dit doel hebben de
kleinere pompen een schroevendraaier inkeping aan
de ventilatorzijde van de as.
Het starten van 3-fase motoren, controleer de
draairichting volgens de pijl zoals afgebeeld op het
lantaarstuk.
Anders, sluit de stroomtoevoer en verwissel de
aansluiting van 2-fasen.
Controleer of de pomp functioneert binnen het
werkgebied en of het opgenomen vermogen voldoet
aan de specificaties op het typeplaatje. Indien de
stroomsterkte te hoog is, dienen de klep of kleppen in
MXH Rev24 - Bedieningsvoorschrift
toepassing
met
een
de persleiding zodanig versteld te worden dat e.e.a.
weer conform de markering op het typeplaatje is.
Als het vacuüm wegvalt of als de druk fluctueert, dan
dient men de zuigkoppeling te controleren op dichtheid.
Tevens dient men de twee pomphuispluggen vast te
draaien.
Nooit de pomp laten draaien tegen een
gesloten afsluiter langer dan 5 minuten.
Langer draaien zonder doorstroming in de pomp
veroorzaakt vervaarlijke toename van temperatuur of druk.
Als het water door langer doordraaien is oververhit,
dient men voordat de klep wordt geopend, eerst de
pomp uit te schakelen. Om risico's voor de gebruiker
en de pomp te vermijden, dient het water volledig te zijn
afgekoeld alvorens wederom mag worden opgestart.
Als de pomp oververhit is geraakt door langdurig niet
te hebben aangezogen of door een onvoldoende
gevuld pomphuis, dient de pomp na afschakelen
volledig te zijn afgekoeld alvorens de persleiding of
aftappluggen te openen. Bij het wederom opstarten
dient het pomphuis volledig te zijn gevuld.
Voorzichtigheid moet worden betracht als de
vloeistof in de pomp een hogere temperatuur
heeft. Vermijd aanraking van de vloeistof als de
temperatuur ervan hoger is dan 60°C. Vermijd
aanraking van de pomp als de temperatuur aan
de buitenkant hoger is dan 80 °C.
7.3. UITSCHAKELEN
ON
Het apparaat moet uitgeschakeld worden in
elk geval waarin er problemen zijn tijdens het
functioneren (zie opsporen van defecten).
Het product is ontworpen voor een continue
functionering; het wordt pas uitgezet door de stroom uit
te schakelen door middel van de daarvoor voorziene
ontkoppelingssystemen (zie par. 6.5 Elektrische
aansluiting).
8. ONDERHOUD
Alvorens enige onderhoudswerkzaamheid uit te
voeren moet het apparaat uitgeschakeld worden door
alle energiebronnen los te koppelen.Wend u zo nodig
tot een elektriciën of ervaren technicus.
Elke werkzaamheid voor het onderhoud,
reinigen of repareren die wordt uitgevoerd
terwijl er spanning op de elektrische installatie
staat kan ernstige, ook dodelijke, ongelukken
tot gevolg hebben voor de personen.
Indien het netsnoer beschadigd is, moet
het vervangen worden door de fabrikant,
diens servicedienst of een persoon met een
gelijkwaardige kwalificatie, om gevaarlijke
situaties te voorkomen.
In het geval van buitengewoon onderhoud of
onderhoudswerkzaamheden waarvoor delen van de
machine gedemonteerd moeten worden, moet de
operator die het onderhoud uitvoert een geschoold
technicus zijn die in staat is om de schema's en
tekeningen te lezen en begrijpen.Het is verstandig om
een register bij te houden van alle uitgevoerde ingrepen.
Tijdens het onderhoud moet speciaal worden
i
opgelet dat geen vreemde delen, ook van
kleine afmetingen, binnenglippen en in het
circuit terechtkomen; ze zouden een storing
kunnen veroorzaken en de veiligheid van het
apparaat in gevaar kunnen brengen.
Vermijd iedere willekeurige handeling met
blote
handen.
handschoenen die waterdicht zijn voor de
demontage en reiniging van het filter of bij
andere onderdelen waar die benodigd zijn.
Tijdens de onderhoudswerkzaamheden mogen
i
geen externe personen aanwezig zijn.
Gebruik
beschermende
Pagina 41 / 64
NL