NL
NEDERLANDS
De pompen moeten allemaal verbonden worden met één persspruitstuk.
Voor de goede werking van de drukvormingsgroep moeten de
volgende aspecten voor elk apparaat gelijk zijn:
• de hydraulische aansluitingen
• de maximale snelheid (parameter RM)
De firmware moet in alle verbonden e.sybox-apparaten gelijk zijn. Nadat
de hydraulische installatie is gerealiseerd, moet de pompgroep worden
aangemaakt door een draadloze koppeling van de apparaten (zie par
7.5.5.)
9.4.3 - Draadloze communicatie
De apparaten communiceren onderling en verbreiden de stromings- en
druksignalen verder via draadloze communicatie.
9.4.4 - Verbinding en instelling van de ingangen
De ingangen van de besturingseenheid dienen om de functies Vlotter,
Hulpsetpoint, Deactivering van het systeem, Lage druk op aanzuiging te
kunnen activeren. De functies worden respectievelijk gesignaleerd door
de vlottersymbolen (F1), Px, F3, F4. Als de functie Paux geactiveerd is,
realiseert zij een drukopbouw van de installatie op de ingestelde druk,
zie par 7.6.15.3 - Instelling ingangsfunctie 'Hulpsetpoint'. De functies F1,
F3, F4 veroorzaken om 3 verschillende redenen een stopzetting van de
pomp, zie par 7.6.15.2, 7.6.15.4, 7.6.15.5.
De instellingsparameters van de ingangen I1, I2, I3, I4 maken deel uit
van de gevoelige parameters, dus de instelling van een hiervan op een
willekeurig apparaat heeft automatische overeenstemming op alle ap-
paraten tot gevolg.
Parameters die gebonden zijn aan de werking met meerdere pompen
De parameters die weergegeven kunnen worden in menu's, voor wat bet-
reft systemen met meerdere pompen, worden als volgt geclassificeerd:
• Alleen-lezen parameters
• Parameters met lokale betekenis
• Configuratie van een systeem met meerdere pompen
272
die op hun beurt onderverdeeld kunnen worden in
• Gevoelige parameters
• Parameters met facultatieve uitlijning
9.4.5 Relevante parameters voor systemen met meerdere pompen
Parameters met lokale betekenis
Dit zijn parameters die verschillend kunnen zijn voor de verschillende
apparaten; in sommige gevallen is het zelfs noodzakelijk dat ze verschil-
lend zijn. Voor deze parameters is het niet toegestaan om de configuratie
automatisch af te stemmen onder de verschillende apparaten. Bijvoor-
beeld bij handmatige toewijzing van de adressen is het verplicht dat deze
van elkaar verschillen.
Lijst van parameters met lokale betekenis voor het apparaat:
• CT
Contrast
• BK
Helderheid
• TK
Inschakeltijd achterverlichting
• RI
Toeren/min in handbediening
• AD
Configuratie adres
• IC
Configuratie reserve
• RF
Reset storingen en waarschuwingen
Gevoelige parameters
Dit zijn parameters die beslist afgestemd moeten zijn op de hele keten,
met het oog op de regeling.
Lijst van gevoelige parameters:
• SP
Setpointdruk
• P1
Hulpsetpoint ingang 1
• P2
Hulpsetpoint ingang 2
• P3
Hulpsetpoint ingang 3
• P4
Hulpsetpoint ingang 4
• RP
Drukverlaging voor herstart
• ET
Wisseltijd
• AY
Anticycling
• NA
Aantal actieve apparaten
• NA
Aantal gelijktijdige apparaten