GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5.2 FUNCTIES VAN DE VEILIGHEIDSMECHANISMEN
De veiligheidsmechanismen hebben twee functies:
– ze voorkomen de start van de motor als de veiligheidsmaatregelen niet in acht zijn genomen;
– ze stoppen de motor als er ook maar één veiligheidsconditie wegvalt.
a) Om de motor te starten is het in ieder geval nodig dat:
– de koppeling in de "vrije" stand staat;
– de messen uitgeschakeld zijn;
– de gebruiker op de stoel van de machine zit ofwel de handrem ingeschakeld is.
b) De motor stopt wanneer:
– de gebruiker de stoel verlaat terwijl de messen ingeschakeld zijn;
– de gebruiker de stoel verlaat terwijl de koppeling niet in de "vrije" stand staat;
– de gebruiker de stoel verlaat terwijl de koppeling wel in de "vrije" stand staat, maar de hand-
rem niet is ingeschakeld;
– de zak wordt opgetild of als de steenbeschermkap wordt verwijderd terwijl de messen inge-
schakeld zijn;
– de handrem wordt ingeschakeldzonder de messen te hebben uitgeschakeld.
– de pedaal van de aandrijving (
5.3 UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN VOOR DE INGEBRUIKNAME
Alvorens te beginnen met werken dienen er enkele controles en handelingen uitgevoerd te wor-
den om er zeker van te zijn dat het werk op de meest nuttige en veilige manier zal verlopen.
5.3.1 De stoel afstellen
Om de positie van de stoel af te stellen schoreft
u de vier stelschroeven (1) wat los en laat u de
stoel langs de steungaten schuiven.
Wanneer de stoel op de juiste hoogte staat, zet u
de vier stelschroeven (1) stevig aan.
4.32) met ingeschakelde parkeerrem.
1
1
17
NL