Instellen Van De Motorstarter; Vullen Met Media, Ontluchten Van Modulen En Controleren Van De Draairichting; Bedrijf - Grundfos BM 4 Instrucciones De Instalación Y Funcionamiento

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 37
Het geluidsniveau van de motor kan worden gereduceerd door
een LC-filter te monteren. Dit filter voorkomt tevens spannings-
pieken die door de frequentie-omvormer worden veroorzaakt.
Neem voor nadere informatie contact op met de leverancier van
de frequentie-omvormer of bel GRUNDFOS.
Voor motoren van een ander fabrikaat:
Neem contact op met GRUNDFOS of met de fabrikant van de
motor.

6.2 Instellen van de motorstarter

Voor een optimale beveiliging van de onderwatermotor dient de
motorstarter als volgt te worden ingesteld:
De overbelastingsbeveiliging dient eerst te worden ingesteld op
0,9 maal de vollaststroom van de motor. Indien bij deze instelling
de motor niet wordt uitgeschakeld, moet de overbelastingsbeveili-
ging naar beneden worden bijgesteld totdat het uitschakelpunt is
bereikt. Daarna moet deze met 5% naar boven worden bijgesteld
vanaf het uitschakelpunt.
Als de motorstarter de motor uitschakelt bij een instelling van
0,9 maal de vollaststroom, dienen de voedingsspanning en de
stroomsterkte te worden gecontroleerd. Bij een correcte voe-
dingsspanning en een stroomsterkte lager dan de gestelde vol-
laststroom dient de overbelastingsbeveiliging naar boven te wor-
den bijgesteld totdat het punt van uitschakeling is bereikt. Vervol-
gens moet deze met 5% naar boven worden bijgesteld vanaf het
uitschakelpunt.
De uiteindelijke stroomsterkte mag niet hoger zijn dan de vollast-
stroom.
7. Vullen met media, ontluchten van modulen en
controleren van de draairichting
Boostermodulen met een ontluchtingsventiel:
De boostermodule(n) wordt/worden via de zuigaansluiting van
module 1 (afb. 4) met water of een andere vloeistof gevuld.
1. Open het ontluchtingsventiel van het boostermoduul.
2. Giet water/vloeistof in het moduul totdat het uit het ontluch-
tingsventiel stroomt.
3. Sluit het ontluchtingsventiel.
Boostermodulen zonder ontluchtingsventiel:
Boostermodulen zonder ontluchtingsventiel worden automatisch
via het interne by-pass systeem ontlucht.
Nu moet worden gecontroleerd of de draairichting juist is:
1. Sluit de afsluiter aan de perszijde van module 1 (afb. 4 t/m 7)
totdat een volumestroom is bereikt die 1/3 is van de maximum
volumestroom.
2. Start module 1 en noteer de persdruk en de volumestroomge-
gevens.
3. Stop de module en verwissel twee fasen van de motor.
4. Start de module opnieuw en noteer nogmaals de persdruk en
de volumestroomgegevens.
5. Stop de module.
Vergelijk de resultaten die bij punt 2 en 4 werden geregistreerd.
De verbinding waarbij de grootste druk en volumestroom ont-
staan, is de juiste.
De controle van de draairichting dient zo kort mogelijk te duren.
Een drukverhogingseenheid kan verschillende modulen hebben.
In dat geval moeten de controles voor het opstarten en de draai-
richting per module in de volgorde van 1-2-3-4 worden uitge-
voerd, totdat alle modulen in bedrijf zijn. Als module 2 is gecon-
troleerd moet module 1 dus reeds in bedrijf zijn. Als module 3
wordt gecontroleerd, moeten module 1 en 2 in bedrijf zijn, enz.
Wanneer de modulen seriegewijs en parallel gemonteerd zijn
(afb. 6), dient de draairichting van elke seriegewijs gemonteerde
sectie te worden gecontroleerd.
Zodra de draairichting is gecontroleerd dienen de modulen in om-
gekeerde volgorde van 4-3-2-1 te worden gestopt.
De drukverhogingseenheid is nu bedrijfsgereed.

8. Bedrijf

De boostermodulen moeten in de volgorde van 1-2-3-4 worden
gestart met een interval van 1 of 2 seconden.
De boostermodulen moeten in omgekeerde volgorde (4-3-2-1)
worden gestopt, wederom met een interval van 1 of 2 seconden.
Module 1 is altijd de eerste module aan de zuigzijde.
De genoemde start/stop-intervallen voorkomen waterslag in het
systeem.
Wanneer waterslag een probleem vormt in de modulen tijdens
het stoppen verdient het aanbeveling een membraanvat te instal-
leren.
Tijdens bedrijf moet worden gecontroleerd of de inlaatdruk naar
verwachting is. Deze mag nooit lager zijn dan 0,5 bar (5 meter
vloeistofkolom) voor BM 4", BM 6", BMB 4" en BMB 6" en 1 bar
(10 meter vloeistofkolom) voor BM 8" en BMB 8".
Als de modulen niet in gebruik zijn, moeten ze met water zijn ge-
vuld zodat alle geïntegreerde lagers watergesmeerd worden.
Indien een drukverhogingseenheid voor langere tijd buiten ge-
bruik wordt gesteld, dienen de modulen met schoon water te wor-
den doorgespoeld. Vervolgens moeten de modulen met schoon
water gevuld blijven totdat ze weer in bedrijf worden genomen.
De boostermodulen mogen niet tegen een gesloten
persafsluiter draaien. Dit veroorzaakt stijging van de
temperatuur en stoomvorming in de pomp, waardoor
de pomp en de motor beschadigd kunnen raken.
Indien er enig gevaar bestaat dat de modulen tegen
een gesloten persafsluiter draaien, dient een bypass/
aftap op de persleiding te worden gemonteerd, zodat
er altijd een kleine hoeveelheid vloeistof blijft stro-
men. De aftap kan bijvoorbeeld worden aangesloten
op een reservoir.
De totale druk en volumestroom van seriegewijs gemonteerde
modulen mogen nooit worden gewijzigd door een of meer modu-
len uit te schakelen. Indien andere drukwaarden of een andere
volumestroom gewenst is, is het raadzaam als volgt te werk te
gaan:
a) Monteer bij boostermodulen van GRUNDFOS een bypass tus-
sen twee modulen (zie afb. 7).
Stop de module(n) die onnodig wordt/worden gebruikt en sluit
de scheidingsafsluiters aan beide zijden van de module(n).
Indien de module(n) voor langere tijd buiten gebruik wordt/
worden gesteld, dient/dienen de module(n) met schoon water
te worden doorgespoeld.
Een module die op de voorgeschreven wijze buiten bedrijf
wordt gesteld, moet altijd de laatste module zijn van de serie.
b) Aansluiten van een reduceerklep of ontlastklep op de perslei-
ding.
Zorg ervoor dat onderstaande minimumvolu-
mestromen te allen tijde zijn gewaarborgd.
BM 4" en BMB 4": 0,8 m³/h.
BM 6" en BMB 6": 5,5 m³/h.
BM 8" en BMB 8": 18,5 m³/h.
Bovenstaande minimum volumestromen zorgen echter niet
voor optimale bedrijfsomstandigheden en dienen dan ook te
worden vermeden (zie paragraaf 8.1 Limieten).
Verder mogen de werkdruk en de maximum inlaatdruk in de
buizen niet hoger zijn dan de waarden vermeld in paragraaf
8.1 Limieten.
Indien er enig gevaar bestaat dat de modulen tegen een ge-
sloten persafsluiter draaien, moet wanneer dat gebeurt altijd
een kleine hoeveelheid vloeistof door de pomp blijven stromen
(zie boven). Bovendien mag de vloeistoftemperatuur niet de
waarden overschrijden die in paragraaf 8.1 Limieten worden
genoemd.
65

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

Bm 6Bm 8Bmb 4Bmb 6Bmb 8

Tabla de contenido