De Draairichting Controleren; Bewaking Van De Toestand Van De Lagers - Grundfos NK Serie Instrucciones De Instalación Y Funcionamiento

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 71

5.7 De draairichting controleren

Controleer nooit de draairichting door de
pomp in te schakelen - zelfs niet voor korte
tijd - tenzij de pomp- en hulpunit zijn
gevuld met vloeistof. Dit is om tempera-
tuurstijgingen als gevolg van contact tus-
sen roterende en stationaire onderdelen te
voorkomen, en om de asafdichting tegen
drooglopen te beveiligen.
5.8 Bewaking van de toestand van de
lagers
Voor EPL Gb/Db en Gc/Dc is bewaking van de lager-
toestand in principe niet nodig omdat defecten aan
de lagers als incidentele storing worden beschouwd.
De lokale voorschriften vereisen mogelijk echter
strengere maatregelen met continue bwaing van de
lagertoestand.
5.8.1 SPM-nippels
Voor lagerhuizen met smeernippels of smeerbussen
voor constant oliepeil zijn SPM-nippels een optie
voor trillingsmeting. Via regelmatige schokpulsme-
ting kan de ontwikkeling van beginnend schade in de
gaten worden gehouden.
Het meetpunt bevindt zich in de laadzone van het
lager.
Afb. 10 SPM-fitting in het lagerhuis
Voor bewaking van de lagertoestand moet het initiële
trillingsniveau, dBi (decibel initieel), worden geme-
ten. Het vormt het beginpunt van de toestandsschaal
voor een specifiek lager.
Als het trillingsniveau zich sneller ontwikkelt dan in
de eerste twee of drie bedrijfsmaanden, vernieuwt u
de lagers.
Als het trillingsniveau zich snel ontwikkelt, let u
tevens op andere bedrijfstoestanden die een verho-
ging van de trillingsniveaus zouden kunnen veroor-
zaken.
5.8.2 Montage van sensoren of overbrengers
Lagerhuizen met smeernippels of smeerbussen voor
constant oliepeil worden optioneel geleverd met
voorgefreesde tapgaten voor temperatuursensoren
of overbrengers.
Zo wordt het mogelijk om continu de temperatuuront-
wikkeling van de lagers te meten.
Tapgaten voor sensoren
Afb. 11
Optionele tapgaten voor plaatsing van
temperatuursensoren of overbrengers
Het alarmniveau is de maximale oppervlaktempera-
tuur die is gedetecteerd door de temperatuursensor
van het lager. Het alarmniveau voor de temperatuur
is ingesteld op 65 K boven de omgevingstempera-
tuur, maar moet lager zijn dan de temperatuurclassi-
ficatie voor het gebied. Het registratie-interval moet
worden ingestel op elke 10e seconde.
Als het alarmnivau wordt bereikt, moet het systeem
worden uitgeschakeld. Het beveiligingssysteem
moet de pomp vergrendelen totdat deze handmatig
opnieuw wordt ingeschakeld.
179

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

Nkg serie

Tabla de contenido