Paneel van de bedrijfs-
controlelichtjes (S)
Afbeelding 9
A. Indicatie van de oliedruk in
de motor
B. Controlelichtje „Tekort aan
brandstof"
C. Bedrijfsuurteller
(motouurteller)
D. Indicator van de
bedrijfstemperatuur van de
motor (optioneel)
E. Controlelichtje van de
batterijlading
Controlelichtje van de oliedruk
in de motor
LET OP: De werking
van de tractor bij een lagere
oliepeil in de motor kan op een
erstige manier de motor
beschadigen.
Het controlelichtje begint te
schijnen, indien de oliedruk in de
motor te laag is.
Indien het controlelichtje bij de
motorwerking begint te schijnen,
de motor onmiddellijk afzetten en
de oliepeil in de motor
controleren, eventueel de
deskundige service uitzoeken.
Controlelichtje „Tekort aan
brandstof"
Dit controlelichtje gaat schijnen,
indien weinig brandstof in de tank
is. De brandstof aanvullen,
eventueel de service uitzoeken.
Bedrijfsuurteller
De bedrijfsuurteller is altijd in
bedrijf, wanneer het
contactsleuteltje in de positie
„Ontsteking/lichten –
INGESCHAKELD" of
– INGESCHAKELD".
Indicatie van de
motortemperatuur (optioneel)
Begint te schijnen bij de
motorwerking, indien de
motortemperatuur te hoog is.
De motor afkoelen laten.
De koelvloeistofpeil controleren
en de koelribben reinigen,
eventueel de deskundige servise
uitzoeken.
Controlelichtje van de
batterijlading
Het begint bij de motorwerking
schijnen, indien de batterijlading
door de stroom uit dynamo te laag
is.
Bediening
Verwondingsgevaar
Bij het maaien de aanwezigheid
van andere personen, kinderen en
dieren vlak bij de machine
uitsluiten. Zij zouden door de
weggesmeten stenen of door
dergelijke voorwerpen verwondt
kunnen worden.
Het is consequent verboden, dat
de kinderen met de machine
werken. Door het leegmaken van
de verzamelmand kunnen
ongevallen worden veroorzaakt in
gevolg van het weggesmeten
gras, stenen of andere sterke
voorwerpen. De
verzamelinrichting nooit bij de
werking van het maaimechanisme
leegmaken. Men moet er mee
rekening houden, dat het maaien
op de steile hellingen gevaarlijk
kan zijn. Het maaien op de
hellingen met meer dan 20%
helling is niet toegestaan. De
machine daarom alleen loodrecht
op de helling voeren. Bij de
wijzigingen van de rijdenrichting
moet men bijzonder voorzichtig
zijn. Op de helling met de tractor
niet draaien.Het gevaar dreigt ook
„Lichten
bij het maaien in de randplaatsen.
Het maaien vlak bij de randen,
heggen of kanten van steile
hellingen is gevaarlijk.
Bij het maaien de
veiligheidsafstand nakomen.Het
gevaar dreigt ook bij het maaien
van vochtig gras. Door de
Gevaar
38
Nederlands
vermindering van de
aanklevingskracht aan de bodem
kan de tractor neigen en men kan
zich bij de val uit de tractor
verwonden. Alleen maar maaien,
wanneer het gras droog is. Vooral
bij het achteruitrijden zich
omzichtig en voorzichtig
verdragen.Het terrein, waarop de
tractor wordt gebruikt,
controleren en alle voorwerpen
verwijderen, die gevangen en
weggesmeten kunnen worden.
Indien men tegen een sterk
voorwerp (b.v. steen) stoot:
De motor onmiddellijk afzetten.
De machine met het oog op de
eventuele beschadiging
onderzoeken. Indien men de
beschadiging vindt, de
deskundige service uitzoeken.
Verstikkinggevaar
Er bestaat verstikkinggevaar door
kooloxyde. De motor alleen maar
op de vrije plaats, of in goed
geluchte ruimten laten lopen.
Explosie- en brandgevaar
De benzinedampen zijn explosief
en de benzine is een hoog
brandbare stof.De brandstof voor
het motoraanzetten aanvullen. Als
de motor loopt, of als de motor
nog heet is, zal de tank gesloten
zijn.De brandstof alleen maar bij
de uitgeschakelde en koude motor
bijvullen. Het opene vuur, de
vliegende vonken vermijden en
niet roken . Alleen op de opene
plaats tanken.De motor niet
aanzetten, indien de benzien
overstroomt. De machine van de
door de benzine verontreinigde
plek wegduwen en wachten, tot
de benzineresten verdampen.
Voor het voorkomen van het
brandgevaar er voor zorgen, dat
volgende machinedelen door het
gras of doorvloeiende olie niet
verontreinigd worden:
Motor, uitlaat, batterij,
brandstoftank.
Ongevalgevaar door
beschadigde inrichting